decreeten

i 5
MAART 1797. 173
Nederland, de Collaceraalen Impost als een mid-
'! del om in deeze Republiek algemeen te worden geheeven
word voorgeflagen, en waaromtrent, indien
„ dit alzo mogt worden bepaald, als dan eene meuwe
en algemeene Ordonnantie zoude moeten wor-
" den geëmaneert, door Ulieden in overweging ge-
„ noomen zynde, van dat gewigt zoude geoordeclt
zyn , dat wy durfde vertrouwen , dat daar mede
' zoude zyn genoegen genomen.
„ Deze onze remarque is in de daad ons van datge-
„ wigt voorgekomen, dat wy daarom vermeend had-
„ den ons als toen van eenig verder detail op datrefpect
„ te mogen menageeren , terwyl wy anders daar en
boven nog onze confideratien aan Ulieden zouden
" hebben moeten fuppediteeren, wegens de van ons
„ gevorderde opgaave omtrend eenige alteratien in
de heffing van den Collateraalen Impost, of het
" fuppediteeren van eenig Plan , volgens het welk
, het middel op het Collateraal meer algemeen wer-
' kende zoude kunnen worden gemaakt, gelyk het
Ulieden behaagd heeft nu laatfielyk van ons te requireeren.
Hier omtrent zouden wy toen reeds
" hebben geremarqueerd, en het zy ons geoorloofd
" als nog te refleéteeren, dat tot het fuppediteeren
" van zoodanige Ampliatien en Alteratien in eenig
' middel van die natuur, als is de invordering van
" den Collateraalen Impost, zeer zeker alleen gefchikt
en bevoegd kunnen geoordeeld worden, de
" zoodanige welke eene dadelyke inzage in 's Lands
Finantien hebben, cn met derzelver ftaat ten vollen
bekend zyn. Hoe alieen nu de beoordeel mg der
!' direéte gefteldhcid van 's Lands Finantïeelen toeftand
zy van de Werkzaamheden,- welke aan dit
Committé zyn toebctrouwd, zal geen breed betoog
" behoeven, daar onzer zorge alleen is aanbevooien,
" N 4 » o m