12.07.2015 Views

NJB-1401

NJB-1401

NJB-1401

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtspraakden komt [medeverdachte] ter ore dat [betrokkene1] een vordering op hem meent tehebben. Hierbij wordt dreigende taal gebruikt.[Medeverdachte] is van mening dat hij hetgeldbedrag niet hoeft te betalen. Toch zit hijmet het conflict in zijn maag. [Medeverdachte]wendt zich op 18 mei 2011 tot zijn oom,verdachte, en bespreekt het conflict dat hijheeft met [betrokkene 1]. Verdachte besluitnaar aanleiding van dat gesprek om te bemiddelenen neemt telefonisch contact op met[betrokkene 2]. Het gesprek tussen [betrokkene2] en verdachte loopt hoog op en [betrokkene1] mengt zich op een gegeven momentin het gesprek. Tussen verdachte en [betrokkene1] wordt over en weer gescholden. Uiteindelijkdoet verdachte aan [betrokkene 1] hetvoorstel om langs te komen in zijn woningaan de [a-straat] 10 te Hoogkerk om een enander uit te praten. De verhoudingen tussen[betrokkene 1] enerzijds en verdachte en[medeverdachte] anderzijds zijn aldusverstoord. Met het oog op een mogelijkeconfrontatie met [betrokkene 1] voorziet[medeverdachte] zich op 18 mei 2011 van eenvuurwapen. Op 19 mei 2011 belt [betrokkene1] naar verdachte met de mededeling dat hijdie avond zal langskomen om zijn geld op tehalen. Nadat verdachte enige tijd in zijnwoning op nummer 10 op [betrokkene 1]heeft gewacht, besluit hij om naar de woningvan zijn zus op nummer 4, tevens de woningvan [medeverdachte], te gaan. Daar zijn ook debroer, [betrokkene 3], en drie neven, waaronder[betrokkene 4] en [betrokkene 5], vanverdachte aanwezig. Zij staan allen in de tuinvan de woning op nummer 4 wanneer[betrokkene 1] samen met [betrokkene 6] ineen auto komt aanrijden. Verdachte heeft opdat moment reeds een hamer in handen.[betrokkene 1] stapt uit de auto, loopt de tuinin, maakt zich daarbij breed en is opgefokt.[betrokkene 6] blijft in de auto wachten.[betrokkene 1] vraagt wie [verdachte] is enwendt zich tot verdachte. Tussen hen is er eenverbale confrontatie. [betrokkene 1] loopt openig moment weer terug naar de auto enstopt bij de kofferbak. [betrokkene 6] zit nogsteeds op de bestuurdersstoel. [Betrokkene 1]verzoekt hem meermalen op dwingende toonom (van binnenuit) de kofferbak van de autote openen. De spanning loopt hoog op.Verdachte, medeverdachte en de neven vanverdachte lopen in de richting van [betrokkene1]. [Betrokkene 3] probeert [betrokkene 6]ervan te weerhouden om de kofferbak te openen.[Medeverdachte] schiet meermalen in derichting van [betrokkene 1], waarbij [betrokkene1] eenmaal in zijn rechterschouder wordtgeraakt. Een andere kogel wordt later aangetroffenin de deurstijl van het linkervoorportiervan de auto. Tevens wordt [betrokkene 1]op enig moment op zijn hoofd geslagen doorverdachte met de hamer. [Betrokkene 1] rentweg en de groep van verdachte en [medeverdachte]gaat vervolgens achter hem aan.[Betrokkene 6] rijdt in zijn auto weg, komt[betrokkene 1] op enig moment tegen en rijdtmet hem naar het ziekenhuis. In het ziekenhuiswordt geconstateerd dat [betrokkene 1]een schotverwonding in zijn rechterschouderheeft, vlak boven het sleutelbeen, dat de kogelzich nog in het weefsel bevindt en dat hij eenbarstwond heeft aan de linkerzijde (slaapregio)van zijn hoofd.Namens verdachte is bepleit dat hij het tenlaste gelegde heeft begaan uit zelfverdediging.Het hof overweegt onder meer: ‘Het hofgaat bij de beoordeling of aan verdachte eenberoep op noodweer toekomt, uit van de feitelijkegang van zaken, zoals hiervoor doorhet hof is vastgesteld. […] Naar het oordeelvan het hof is aannemelijk geworden dat diesituatie onder de gegeven omstandighedenals een dreigende onmiddellijke wederrechtelijkeaanranding als bedoeld in artikel 41 Srkan worden aangemerkt. Hiermee is echtergeenszins gezegd dat het gerechtvaardigdwas om [betrokkene 1] met een hamer op hethoofd te slaan. Die rechtvaardiging vergtimmers dat is voldaan aan de vereisten vanproportionaliteit en subsidiariteit. Voor debeoordeling daarvan is van belang dat, andersdan de verdediging meent, niet is komen vastte staan dat er door verdachte en de zijnenvan moest of mocht worden uitgegaan dat dekofferbak een vuurwapen zou bevatten. Voorde juistheid van die veronderstelling ontbreektnamelijk enig concreet aanknopingspunt.Het hof gaat in dit verband voorbij aande verklaringen van verdachte en [medeverdachte]dat [betrokkene 1] iets geroepen zouhebben omtrent een ‘geweer’, nu het deze verklaringenin het licht van de verklaringen vande overige aanwezigen niet geloofwaardigacht. Bovendien verdient vermelding dat deauto kort na het incident, in de parkeergaragenabij de spoedeisende hulp in het ziekenhuis,in beslag is genomen en (daarna) is onderzocht.Daarbij is in de auto geen vuurwapen,munitie of enig ander wapen aangetroffen.Voorts neemt het hof in aanmerking dat dekofferbak dicht was en dicht bleef, dat verdachteen de zijnen getalsmatig een evidentoverwicht hadden op het slachtoffer, terwijlzij zich bovendien zodanig dichtbij het slachtofferbevonden dat zij de dreiging eenvoudigop een minder drastische manier het hoofdhadden kunnen en moeten bieden dan door[betrokkene 1] te beschieten, bijvoorbeelddoor hem bij de auto weg te trekken. Aan devereisten van proportionaliteit en subsidiariteitis niet voldaan. De noodweersituatieverschafte de verdachte dan ook geen rechtvaardigingom op het slachtoffer te schietengelijk hij heeft gedaan.’Het middel klaagt dat het Hof het door deverdediging gedane beroep op noodweerheeft verworpen op gronden die deze verwerpingniet kunnen dragen.Hoge Raad, onder meer:2.3. Het middel slaagt. Het oordeel van hetHof dat het beroep op noodweer moet wordenverworpen is niet begrijpelijk gemotiveerd, inaanmerking genomen dat is bewezenverklaarddat de verdachte het slachtoffer[betrokkene 1] met een hamer op/tegen hethoofd heeft geslagen, terwijl het Hof bij zijnbeoordeling van de gerechtvaardigdheid vandie handelwijze van de verdachte heeft overwogendat ‘de verdachte en de zijnen (...) dedreiging eenvoudig op een minder drastischemanier het hoofd hadden kunnen en moetenbieden dan door [betrokkene 1] te beschieten’en dat de noodweersituatie de verdachte geenrechtvaardiging verschafte ‘om op het slachtofferte schieten gelijk hij heeft gedaan’.143 december 2013, nr. 12/02689(Mrs. A.J.A. van Dorst, W.F. Groos enV. van den Brink)(na conclusie van A-G mr. T.N.B.M.Spronken, strekkende tot verwerping; adv.mr. R.J. Baumgardt, Spijkenisse)ECLI:NL:HR:2013:1556Smaadschrift door telastlegging van eenbepaald feit art. 261 Sr: er is sprake vantelastlegging van een ‘bepaald feit’ indienhet feit op een zodanige wijze door de verdachteis telastgelegd dat het een duidelijkte onderkennen concrete gedraging aanwijst.Daarvan is bijvoorbeeld géén sprakeindien het ‘feit’ niet het gedrag van debetrokkene betreft maar een eigenschapdie hem wordt toegedicht en evenmin, zohet wel gaat om diens gedrag, indien datgedrag slechts in algemene termen wordtgeduid en derhalve niet wordt toegespitstop een voldoende geconcretiseerde gedraging.Seksuele gedragingen die op een filmzichtbaar zijn, kunnen worden aangemerktals voldoende geconcretiseerde gedragingenen daarmee als ‘bepaalde feiten’ alsbedoeld in art. 261 Sr.(Sr art. 261)Inleiding:Verdachte is veroordeeld omdat hij – kortgezegd – opzettelijk, door middel van hetverspreiden en openlijk tentoonstellen vanafbeeldingen, de eer en de goede naam van38 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 10-01-2014 – AFL. 1

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!