terug naar de inhoudsopgave2.4 <strong>Pijn</strong>gedragingen <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen met specifiekeaandoeningen2.4.1 <strong>Pijn</strong>gedrag <strong>bij</strong> ouderen met Parkinson of MS zonder cognitievestoornissenOnderzoeken naar kenmerkende gedragingen om pijn te herkennen <strong>bij</strong> ouderenmet de ziekte van Parkinson of met MS (in de ‘cognitief intacte fase’) ontbreken.2.4.2 <strong>Pijn</strong>gedrag <strong>bij</strong> ouderen met cognitieve beperkingenKlinische studies over pijngedrag <strong>bij</strong> ouderen richten zich hoofdzakelijk op‘dementie’ en ook wel op ‘cognitieve beperking’, maar in beide gevallen zeldenmet verdere specificatie. De verschillende typen dementie en verschillendeziektebeelden met cognitieve beperkingen, die eerder beschreven zijn, wordenin de onderzoeken nauwelijks genoemd, laat staan dat ze voldoende grondigbeschreven worden. Om deze redenen is er besloten om in dit deel één samenhangendetekst te schrijven over pijngedrag <strong>bij</strong> cognitieve beperkingen (inclusiefdementie) en daar waar mogelijk specifieke bevindingen te geven over ziektebeelden.Veel van de kennis over pijnbeleving en pijngedrag in deze groep, isgebaseerd op zogenaamd indirect bewijs: studies waarin beoordeeld is, welkeonderdelen van het pijnsysteem zijn aangedaan op basis van PA of neuroimaging,en enkele klinische studies die ondersteunende aanwijzingen leveren, zonderdirect causaal verband te kunnen aantonen.<strong>Pijn</strong>gedrag wordt <strong>bij</strong> ouderen beïnvloed door enerzijds de aanwezigheid vanchronische pijn en anderzijds van cognitieve beperkingen (Shega et al, 2008).<strong>Ouderen</strong> met chronische rugpijn vertonen meer grimassen en meer behoedzamebewegingen dan ouderen zonder pijn. Hier<strong>bij</strong> maakt de aanwezigheid van cognitievebeperkingen geen verschil. <strong>Ouderen</strong> met cognitieve beperkingen vertonen<strong>bij</strong> pijn echter meer behoedzame bewegingen en meer wrijven vergeleken metcognitief intacte ouderen. Hier<strong>bij</strong> maakt de aanwezigheid van chronische pijngeen verschil. Het wrijven van het pijnlijke lichaamsdeel is een stereotypischebeweging die vaak voorkomt <strong>bij</strong> ouderen met Frontotemporale dementie en deziekte van Alzheimer (Shega et al, 2008).Verzorgers (informeel en formeel) letten tijdens het observeren van pijngedrag<strong>bij</strong> ouderen met verschillende fasen van dementie het meeste op lichaamsbewegingenen pas daarna op gezichtsuitdrukkingen (Closs et al, 2004). Bijouderen zonder dementie of met milde dementie wordt er minder gelet op pijngedrag,omdat zelfrapportage van pijn in deze fase nog mogelijk is. Maar zelfs <strong>bij</strong>ouderen met een milde mate van dementie zijn er personen die pas pijn rapporterenwanneer er expliciet naar gevraagd wordt. Het is dus belangrijk dat verzorgersdat ook blijven doen. Tot de fase van milde dementie gaat de observant op steedsmeer pijngedragingen letten, wat goed past <strong>bij</strong> de gelijktijdige afname in hetvermogen tot zelfrapportage door de ouderen. Daarna worden met het voortschrijdenvan de dementie steeds minder gedragingen gerapporteerd als aanwijzingvoor pijn, omdat de relatie tussen gedrag en pijn steeds minder duidelijkwordt. Slechts <strong>bij</strong> uitzondering gaan verzorgers <strong>bij</strong> toenemende dementie vande ouderen steeds meer letten op verbalisatie (schreeuwen en onsamenhangendpraten) en vooral op lichaamsbewegingen (Closs et al, 2004). Voor alle hulpverleners,zoals verzorgenden, artsen en therapeuten, is het informatief hoe deherkenbaarheid van pijngedrag verandert met het voortschrijden van dementie.Bij het toenemen van de dementie is er steeds meer interpretatie van gedragnodig en dient men de aandacht te verschuiven van actieve zelfrapportage naarde beschrijving van algemene gedragingen (Closs et al, 2004).Ongeacht de mate van dementie (mild of vergevorderd) komen depressie, teruggetrokkengedrag, laag activiteitenniveau en verlies van gewicht of eetlust insterke mate voor <strong>bij</strong> pijn (Cipher et al, 2006). <strong>Ouderen</strong> met milde dementierapporteren hevige pijn, belemmering van dagelijkse activiteiten en emotioneleonrust gerelateerd aan pijn (Cipher et al, 2006). Omdat zij effectiever kunnencommuniceren dan ouderen met een vergevorderde dementie, stellen ouderenmet milde dementie <strong>bij</strong> pijn hogere eisen aan de verzorgers. Dit blijken somsonrealistische hoge verwachtingen, zoals voortdurend 1-op-1 verzorging willen,21multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen | Verenso 2011 | deel 2
terug naar de inhoudsopgaveovermatig gebruik maken van een alarm, eisen dat verzoeken onmiddellijkingewilligd worden en moeilijk omgaan met kleine vertragingen (Cipher et al,2006). <strong>Ouderen</strong> met vergevorderde dementie en pijn vertonen vaker, langer enheviger gedragsstoornissen, zoals: fysiek verzet, agitatie, repetitief gedrag vanuitonrust, territoriaal gedrag vanuit waanbeelden, sociaal ongepast gedrag endwalen (Cipher et al, 2006). Het is daarom van belang, dat pijn in deze populatieadequaat behandeld wordt om gedragsstoornissen te verminderen en om dekwaliteit van leven te verbeteren (Cipher et al, 2006).Sommigen ouderen met ‘ernstige cognitieve beperkingen’ vertonen agressiefgedrag <strong>bij</strong> bepaalde aandoeningen die regelmatig met pijn gepaard gaan, zoalsartrose (Cipher et al, 2004). Bij een groep patiënten met verschillende typenvergevorderde cognitieve stoornissen (ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie,CVA, ziekte van Huntington, ziekte van Parkinson) zijn enkele pijngedragingengeobserveerd die geassocieerd zijn met ‘discomfort’ (niet verder onderverdeeldnaar type dementie en aanwezigheid van pijn onbekend). Discomfort kan vertaaldworden als onwelbevinden. Deze pijngedragingen zijn: een gespannen lichaamshouding,een verdrietige gezichtsuitdrukking, friemelen, persevererende verbalisatiesen verbale uitbarstingen (Kovach et al, 1999). Andere onderzoekersrapporteren echter, dat ouderen in een gevorderd stadium van Alzheimer <strong>bij</strong>onplezierige stimulatie zoals een pijnprikkel slechts in staat zijn tot eenvoudigebewegingen van lippen, oogleden, hoofd en kaak (Asplund, 1991). Kenmerkendepijngedragingen <strong>bij</strong> ouderen met vergevorderde dementie, die niet meer kunnenpraten, kunnen minimaal aanwezig zijn of moeilijk te interpreteren zijn (Herr et al,2006). Daarom heeft de American Geriatrics Society (2002) na uitgebreid literatuuronderzoekzes categorien van gedragingen opgesteld, die kenmerkend zijnvoor chronische pijn <strong>bij</strong> ouderen met dementie waar elke hulpverlener op zoukunnen letten:– gezichtsuitdrukkingen (zoals gefronst voorhoofd);– verbalisaties en vocalisaties (zoals om hulp vragen of luidruchtig ademhalen);– lichaamsbewegingen (zoals heen en weer bewegen);– verandering in interacties met anderen (zoals agressie naar anderen of zichjuist terugtrekken);– verandering in activiteitspatronen of routines (zoals meer dwalen of voedselweigeren);– verandering in geestelijke toestand (zoals toename verwardheid).Het wordt aanbevolen om een trapsgewijze methode toe te passen voor pijnmeting<strong>bij</strong> personen, die moeilijk verbaal kunnen communiceren (McCaffery et al,1999), waaronder ouderen met (vergevorderde) dementie (Herr et al, 2006).De werkgroep heeft de stapsgewijze methodiek van McCaffery uitgebreid tot devolgende stappen voor diagnostiek van pijn <strong>bij</strong> alle kwetsbare ouderen zowelzonder als met cognitieve stoornissen:<strong>Pijn</strong>stappenplan diagnostiek van pijn:1. zelfrapportage;2. anamnese;3. heteroanamnese: ondervraag anderen over pijn en gedragsveranderingen(verzorgende of familielid die de patiënt goed kent);4. observeer pijngedrag;5. bepalen gevolgen van pijn;6. lichamelijk onderzoek en vaststellen mogelijke oorzaken van pijn.Daarna kan een adequate pijnbehandeling worden gestart.Stappen 1 t/m 6 worden beschreven in hoofdstuk 3 over diagnostiek.Non-farmacologische behandelmogelijkheden worden beschreven in hoofdstuk 4,farmacologische behandelmogelijkheden in hoofdstuk 5.multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen22