terug naar de inhoudsopgaveConclusiesZelfrapportage van pijn is de gouden standaard om pijn te identificeren <strong>bij</strong>kwetsbare ouderen met een milde cognitieve/communicatieve beperking.Wanneer mensen met een ernstige cognitieve/communicatieve beperkingzelf pijn kunnen rapporteren, is hun rapportage valide.Bij kwetsbare ouderen met een ernstige cognitieve/communicatieve beperkingkunnen verzorgers, die vertrouwd zijn met de patiënt, de aanwezigheid vanpijn vaststellen, alsmede de veranderingen in pijn. Voor het Nederlandstaalgebied lijken de PACSLAC-D, PAINAD voldoende toepasbaar, valide enbetrouwbaar. De DOLOPLUS-2 lijkt moeilijk toepasbaar en vergt evaluatie inhet multidisciplinaire team.Overige overwegingenOp grond van de beschikbare evidence over de psychometrische eigenschappenvan de PAINAD, DOLOPLUS-2 en PACSLAC-D en op grond van de aanwijzingenover toepasbaarheid ziet de richtlijnwerkgroep geen reden om één specifiekinstrument aan te bevelen.Aanbevelingen3o3p3qBij kwetsbare ouderen met een ernstige cognitieve/communicatievebeperking is een observationele beoordeling essentieel voor het vaststellenvan de aanwezigheid van pijn. De PACSLAC-D, PAINAD en DOLOPLUS-2kunnen hier<strong>bij</strong> gebruikt worden (zie deel 3).Ook <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen zonder of met milde cognitieve/communicatievebeperkingen is een observationele beoordeling zinvol.Professionele verzorgenden of mantel zorgers van kwetsbare ouderen meteen ernstige cognitieve/communicatieve beperking dienen betrokken teworden <strong>bij</strong> de beoordeling van de pijn.3.3.4 Meetinstrumenten voor een multidimensionale beoordeling vanpijnNaast de hiervoor beschreven instrumenten voor detectie van pijn <strong>bij</strong> mensenmet een ernstige cognitieve/communicatieve stoornis, zijn er ook instrumentendie gebruikt kunnen worden om pijn goed te beoordelen, waar<strong>bij</strong> recht gedaanwordt aan de vele dimensies die pijn heeft. Deze instrumenten geven een beeldvan de gevolgen van de pijn voor het functioneren van de patiënt.De beschreven instrumenten zijn in <strong>bij</strong>lage A opgenomen.De McGill Pain Questionnaire (MPQ) is een gestandaardiseerde schaal voor debeoordeling van pijn <strong>bij</strong> volwassenen zonder cognitieve stoornissen. Hiermeekunnen de zintuiglijke, affectieve en evaluatieve dimensies van pijn wordenbeoordeeld (Melzack, 1975).Evaluatie van de psychometrische eigenschappen van de schaal <strong>bij</strong> een steekproefvan jongeren en ouderen biedt ondersteuning voor het gebruik ervan <strong>bij</strong> ouderen(Gagliese et al, 2003a). De richtlijnwerkgroep is wel bezorgd over de tijd die hetkost om de vragenlijst te voltooien, gegeven de mogelijkheden van kwetsbareoudere patiënten (zie ook Gagliese et al, 2003b). Omdat de verkorte vorm van deMPQ net zo effectief als de lange versie zou zijn, kan aan het eenvoudiger modelde voorkeur worden gegeven <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen (Melzack, 1987; Gagliese etal, 1997).43multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen | Verenso 2011 | deel 2
terug naar de inhoudsopgaveDe Geriatriatric Pain Measure (GPM) is een pijnmeetinstrument, dat uit 24 itemsbestaat, en is speciaal bedoeld voor ouderen (Ferrell et al, 2000). Het is metsucces getest op validiteit en betrouwbaarheid <strong>bij</strong> ouderen die geriatrische polikliniekenbezoeken, maar komt niet veel voor in latere studies. Daarna is eengewijzigde versie (GPM-M2) <strong>bij</strong> ouderen met cognitieve beperkingen getest metveelbelovende resultaten (Fisher et al, 2006). De items in de GPM weerspiegelende vele dimensies van pijn, waaronder pijnintensiteit, pijn <strong>bij</strong> activiteit, effect vanpijn op stemming en autonomie.De Brief Pain Inventory (BPI) kan ook worden beschouwd als een instrument vooreen multidimensionale beoordeling van pijn <strong>bij</strong> ouderen. Het bestaat uit 15 itemswaarmee de ernst van de pijn, de mate van belemmering van de dagelijkseactiviteiten door de pijn en de gevolgen van pijn op stemming en levensvreugdekunnen worden beoordeeld. De psychometrische eigenschappen zijn gunstiggeëvalueerd <strong>bij</strong> diverse groepen, waaronder ouderen in een verzorgingshuis(Keller et al, 2004; Dicle et al, 2009; Chaudakshetrin, 2009; Auret et al, 2008;Kalyadina et al, 2008; Gjeilo et al, 2007; Poundja et al, 2007).Er zijn geen studies gevonden waarin de psychometrische eigenschappen vande drie genoemde instrumenten zijn vergeleken. In een enkele studie werdende psychometrische eigenschappen van de MPQ (korte versie) en de BPI (korteversie) vergeleken. Beide schalen hebben een betrouwbaarheidscoëfficiënt vanmeer dan 0,85. De constructvaliditeit van de BPI is beter dan <strong>bij</strong> de MPQ.Een ander, in Nederland ontwikkeld instrument, is de landelijke pijnanamnese.Dit instrument is ontwikkeld op initiatief van het Landelijk Verpleegkundig <strong>Pijn</strong>netwerk.Hierover is niet in de internationale literatuur gepubliceerd. VolgensOldenmenger et al (2005) is niet van alle items in dit instrument de betrouwbaarheidvastgesteld, maar heeft het instrument een goede validiteit en is hetpraktisch toepasbaar (Oldenmenger et al, 2005).Naast het gebruik van meetinstrumenten, is het in kaart brengen van leef- en (i)ADL-omstandigheden, juiste inzet van hulpmiddelen en over- of onderprikkelingvan belang om tot een volledige beoordeling te komen.ConclusieUit onderzoek blijken de volgende instrumenten voor een multidimensionalebeoordeling van pijn –de McGill Pain Questionnaire, de Geriatriatric PainMeasure of de Brief Pain Inventory– even valide en betrouwbaar.Overige overwegingen– De werkgroep meent, dat de MPQ meer geschikt is voor wetenschappelijkonderzoek dan voor klinische doeleinden.– De Geriatric Pain Measure wordt in latere studies zelden meer aangetroffen.– De landelijke pijnanamnese is niet internationaal (maar wel nationaal)gepubliceerd en beoordeeld en beperkt toegepast <strong>bij</strong> ouderen maar heeftwel veel landelijke steun.– Er is ook nog een kortere BPI ontwikkeld en gevalideerd: de PEG (Krebs et al,2009) met slechts drie vragen, die met name in de eerste lijn veelbelovend lijkt.Een kortere screenende vragenlijst zoals de PEG heeft in de implementatiewaarschijnlijk meer kans van slagen dan de uitgebreidere BPI, zeker <strong>bij</strong> eenzo prevalent probleem als (chronische) pijn.Op grond van bovenstaande overwegingen en het feit, dat de validiteit enbetrouwbaarheid van de drie besproken instrumenten niet essentieel lijken teverschillen, geeft de werkgroep de voorkeur aan de Brief Pain Inventory, deLandelijke pijnanamnese of de PEG.multidisciplinaire Richtlijn pijn <strong>bij</strong> kwetsbare ouderen44