16.06.2020 Views

Zilver Magazine - zomer 2020

Het zomernummer van Zilver Magazine, het inspiratiemagazine voor de Twentse 65-plusser

Het zomernummer van Zilver Magazine, het inspiratiemagazine voor de Twentse 65-plusser

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Paul Komen is een specialist in het bespelen

van de fortepiano. ‘Je kunt maandenlang

hebben gestudeerd en dan kom je op een

concert een fortepiano tegen die domweg

anders klinkt en anders reageert. Dat gebeurt

Linksom of rechtsom

vaak, want die instrumenten zijn heel

gevoelig voor temperatuurwisselingen en

luchtvochtigheid. Maar dan zit je achter zo’n

instrument. Jij wilt linksaf en het instrument

wil naar rechts. Dan kun je de strijd wel

aangaan om het instrument naar je hand

te zetten. Maar overtuig je daar een publiek

mee? Ik denk dan liever: het instrument wil

naar rechts, misschien is dat ook wel een

mooie route.’

was en hij als klein jochie dikwijls naast zijn vader op

de orgelbank zat. Waar hij geïmponeerd naar het mannenkoortje

keek. In zijn ogen bestond het alleen maar

uit grote boeren uit Oele in een ongemakkelijk zittend

zwart pak. Zijn vader zat diep in het Twentse culturele

leven. Hoe diep bleek vijftien jaar geleden, toen zijn vader

was overleden en hij in zijn vaders boekenkast keek.

‘Er stonden allerlei Twentse dichtbundels in die mijn

vader mede had geredigeerd. Allemaal boeken met een

voorwoord waarin Drs. Komen werd bedankt. Ik wist

het helemaal niet.’ Hij wist wel dat zijn vader bevriend

was met schrijver Herman Haverkate sr en met de muziekautoriteit

August Vörding. ‘Mijn vader was een zeer

goed amateurpianist. Ik heb mijn hele jeugd pianomuziek

gehoord. En als mijn vader niet speelde, stond de

radio aan op Hilversum 4.’

Stroomversnelling

Hij rolde als het ware de muziek in. Zijn zussen gingen

respectievelijk aan de cello, de blokfluit en de viool,

maar dat zette niet echt door. Voor de jonge Paul

Komen was er niets anders dan de piano. En dat kwam

in een stroomversnelling toen hij op z’n negende

pianoles kreeg van Henri Struiwig, de juiste docent die

op het juiste moment zijn leven binnenwandelde. ‘Hij

was voor mij de best denkbare docent in Hengelo. Ik

realiseer me dat achteraf steeds meer. Ik noem hem wel

eens mijn tweede vader. Ik begreep later dat Struiwig

een lespraktijk van vijftig of zestig leerlingen per week

heeft gehad. Gruwelijk moet dat geweest zijn. Want

hij kwam als groot pianotalent uit Den Haag

naar de Hengelose muziekschool. En daar had

hij ongetwijfeld te maken met kinderen die

eigenlijk nauwelijks gemotiveerd waren. Die

op pianoles zaten omdat de ouders vonden

dat het bij de opvoeding hoorde. In mij zag

hij denk ik een jongetje dat gemotiveerd was

en bij wie het opschoot. Bij mij kon hij zijn

kunde een beetje kwijt. Behalve het feit dat

hij zelf een uitstekend pianist was, leerde hij

me naar muziek luisteren. Hij liet me elpees

horen. Hij schilderde niet onverdienstelijk. Hij

liet me zijn werk zien en vertelde erover. Hij

vond ook dat ik moest leren bridgen. Samen

met een schoolvriendje dat ook les bij hem

had kwamen we op zaterdagochtend bij hem

thuis waar zijn vrouw het bridgekleedje al had

klaargelegd.’

was dat er in Hengelo eind jaren zestig helemaal niet.

‘Ik heb als kind toch wel aardig veel in Twente opgetreden.

De docenten van de muziekschool organiseerden

hun eigen voorspeelavonden. Aan de Deldenerstraat

nummer 4 stond een oude villa en daarachter was een

klein zaaltje gebouwd . Daar stond een krakkemikkige

vleugel op het podium. De directeur deed een openingswoord

en dan volgde een programma waarin het niveau

van Struiwigs leerlingen opliep. Na een paar jaar zat ik

al snel bij de laatsten. En vanaf het vierde jaar was ik

altijd de laatste die optrad. Dat waren zenuwslopende

avonden. De een na de ander vloog eruit en ik had altijd

het gevoel dat ik de avonden moest redden. Dan was er

ook nog de jaarlijkse slotavond van de muziekschool.

Die werd meestal gehouden in het Concertgebouw, dat

nu de schouwburg is. Struiwig vond de vleugel daar

niet zo best. Het is tekenend dat, toen de avond in de

Stadhuishal werd gehouden, hij samen met mijn vader

een vleugel huurde. Zo kon ik mijn stukje op een echte

goede vleugel spelen. Dat was heel inspirerend.’

Hij was zestien toen zijn vader toe was aan iets nieuws.

Het gezin vertrok naar Veghel omdat Jan Komen directeur

werd van de daar gevestigde pedagogische academie.

‘Hoewel ik zelf niet zo zeer met mijn toekomst

bezig was, had Struiwig contact gezocht met pianist

Jan Wijn, docent aan het Sweelinck Conservatorium in

Amsterdam. Vanuit Veghel ging ik wekelijks naar hem

toe om de vooropleiding van het conservatorium te

doen. Ik gleed als het ware zo het beroep in.’

Terwijl er voor jonge musici met affiniteit voor

klassieke muziek tegenwoordig veel speelmogelijkheden

zijn in de vorm van concoursen,

zilver magazine

67

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!