27.06.2013 Views

HIER - Congress Company

HIER - Congress Company

HIER - Congress Company

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Een tweede opinie zegt eerder het omgekeerde, gebaseerd<br />

op de volgende argumenten: 3T is veel te duur, geeft veel<br />

grotere susceptibiliteitsartefacten, heeft meer last van<br />

beweging en arteriële pulsatie, laat de scan tijd toch niet<br />

verlagen en heeft in realiteit maar een vergelijkbare SNR<br />

en CNR als 1.5T, met daarop nog bijkomende problemen<br />

met radiofrequentie depositie en diëlectrische effecten.<br />

Mensen met deze opinie blijven liever met de klinische scans<br />

op een 1.5T, en laten een 3T systeem alleen maar toe in<br />

experimentele settings.<br />

De waarheid ligt natuurlijk in het midden, en waar het bij de<br />

verandering van 1.5T naar 3T op neerkomt is dat het externe<br />

magneetveld 2 maal zo groot is. Dit betekent dat er ongeveer<br />

tweemaal zoveel water protonen worden meegetrokken in<br />

de beeldvorming (signaal 2 keer zo groot), maar er is dus ook<br />

meer energie nodig om deze allemaal te exciteren (specific<br />

absorption rate voor radiofrequente (RF) golven wordt veel<br />

sneller bereikt). Er is ook een groter verschil in rotationele<br />

frequentie van water en vetprotonen, dus chemische shift<br />

artefacten zijn groter. Daarnaast is er merkbaar sterker<br />

effect van susceptibiliteiten op 3T met sterkere distortie en<br />

signaalverlies, in vergelijking met 1.5T.<br />

Terwijl de extra protonen een SNR zouden moeten geven die<br />

2 keer zo groot is als bij 1.5T, zorgen de extra problemen er<br />

wel voor dat een aantal aanpassingen moeten gebeuren op<br />

3T. Ten eerste is er het gebruik van parallel imaging. Dit is<br />

bijna een noodzaak op 3T om de susceptibiliteitsproblemen<br />

binnen de perken te houden, en dit laat tegelijk toe om de<br />

scan tijd te verkorten en minder RF in te stralen. Daarboven<br />

moet er meestal overgegaan worden naar kortere echo<br />

treinen, lagere draaihoeken, meer saturatieblokken en<br />

hogere bandbreedte. Het nadeel van deze aanpassingen is<br />

meestal dat de SNR erdoor verlaagd wordt, wat neerkomt<br />

op de observatie dat de SNR winst van 1.5T naar 3T meestal<br />

rond 40-70% is, in plaats van de verwachte 100% [6].<br />

Waarom is er zo een groot verschil tussen 3T en 1.5T<br />

beelden?<br />

Zoals hoger besproken, wordt er een SNR verschil tussen<br />

3T en 1.5T verwacht van ongeveer 40-70%. Nochtans de<br />

meeste vergelijkende beelden lijken een veel groter verschil<br />

aan te duiden (Figuur 2). In de figuur is de SNR voor een<br />

T1-gewogen beeld 3-5 keer hoger, en voor het T2-gewogen<br />

beeld zelfs 5-7 keer hoger. De verschillen hier zijn meestal<br />

niet (alleen) te wijten aan een verschil in veldsterkte.<br />

Natuurlijk speelt de veldsterkte wel mee in dit verschil, maar<br />

meer voorkomend is het een (of meerdere) van de volgende<br />

effecten: betere coils, betere software/filtering, en gebruik<br />

van parallel imaging. Daarnaast is er ook vaak een belangrijk<br />

effect van de gebruikte beeldvormingsmatrix (acquisitie vs<br />

reconstructie).<br />

Dit effect van beeldvormingsmatrix is heel belangrijk.<br />

hoofd-hals radiologie<br />

Vroeger was het meestal zo dat een beeld opgenomen werd<br />

met een pixelresolutie van bv. 2 x 2 mm en ook zo aan de<br />

radioloog gegeven werd. Tegenwoordig is dit nog maar<br />

zelden het geval; er wordt meestal eerst nog een filtering op<br />

toegepast en daarna worden de beelden gereconstrueerd<br />

op een hogere pixelresolutie (bv. 1 x 1 mm). Hierdoor zien de<br />

beelden er veel scherper en beter uit, en hebben ze een veel<br />

hogere SNR dan wanneer de beelden effectief opgenomen<br />

worden met een resolutie van 1 x 1 mm. Dit komt omdat<br />

een daling van 2 x 2 mm naar 1 x 1 mm een SNR daling van<br />

75% teweegbrengt. Daarentegen een reconstructie van<br />

een 2 x 2 mm beeld naar een 1 x 1 mm beeld behoudt zijn<br />

SNR, aangezien interpolatie geen extra meting met zich<br />

meebrengt. Daarom ziet een geinterpoleerd beeld er veel<br />

beter uit dan een beeld dat met de hogere matrix opgenomen<br />

is. Hier moet wel heel voorzichtig mee omgesprongen<br />

worden en de interpreterende arts moet op de hoogte zijn<br />

van de echte acquisitematrix (of acquisitieresolutie). Het<br />

gevaar schuilt namelijk in de nadelen van interpolatie. Kleine<br />

letsels zullen heel duidelijk naar voren komen in de hogere<br />

acquisitieresolutie beelden, maar zullen door ‘partial volume’<br />

effecten mogelijks verdwijnen in de grotere pixels van de<br />

lagere acquisitieresolutie beelden. Op de gereconstrueerde<br />

beelden met een hogere resolutie lijkt het dus of het letsel er<br />

helemaal niet is, terwijl het in werkelijkheid gecamoufleerd<br />

werd door een te ruwe acquisitieresolutie. In de meeste<br />

gevallen wordt de ondergrens van detectie van letsels of<br />

structuren gelijkgesteld met de acquisitieresolutie van de<br />

sequentie, niet met de uiteindelijke resolutie die aan de arts<br />

getoond worden.<br />

Figure 2: Voorbeelden van T1-gewogen (a-b) en T2-gewogen beelden<br />

(c-d) op 3T (a, c) en 1.5T (b, d). Merk het duidelijke verschil in SNR in<br />

de overeenkomende beelden op verschillende veldsterktes.<br />

e d u r a d 6 9 - 2 1 - 2 2 e n 2 3 - 2 4 j u n I 2 0 1 1<br />

61

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!