een gerandomiseerde studie - World Federation of Music Therapy
een gerandomiseerde studie - World Federation of Music Therapy
een gerandomiseerde studie - World Federation of Music Therapy
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In de onderzoekshypothese 1 (paragraaf 3.2.1.) werd gesteld dat muziektherapie onder de<br />
negatieve symptomen de minste invloed zou uitoefenen op het gebied van de alogie. De<br />
gegevens uit het huidige onderzoek bevestigen dit niet. Een mogelijke verklaring van het<br />
effect van muziektherapie op alogie zou kunnen zijn dat de ervaring van <strong>een</strong> betekenisvol<br />
contact met anderen de patiënt <strong>een</strong> verbeterde toegang geeft tot zijn gedachten <strong>of</strong> deze<br />
gedachten doet beleven.<br />
In dit onderzoek liggen de gemiddelde waarden van de SANS subschalen tussen 0.77 en<br />
1.06. Deze gemiddelde waarden zijn duidelijk lager dan de gemiddelden uit het<br />
betrouwbaarheidsonderzoek van Mueser et al. (1994) en de twee Aziatische<br />
muziektherapie<strong>studie</strong>s. De SANS- gemiddelden van Mueser et al. (1994) liggen tussen 1.91<br />
en 2.70, Tang et al. (1994) heeft gemiddelden van 0.25 tot 3.32 en Yang et al (1998) heeft<br />
gemiddelden tussen 0.84 en 3.25. Het is onduidelijk wat de oorzaak is van het verschil in<br />
gemiddelden tussen het huidige onderzoek en de andere <strong>studie</strong>s. In de handleiding van de test,<br />
die met de verpleegkundigen is doorgenomen, is het te observeren gedrag van de patiënt zeer<br />
<strong>een</strong>duidig omschreven, zodat ervan uit kan worden gegaan dat het instrument op <strong>een</strong> correcte<br />
manier werd gebruikt. Een mogelijke verklaring voor het verschil van de gemiddelde waarden<br />
tussen de <strong>studie</strong>s is dat door de opkomst van de a-typische neuroleptica gedurende de<br />
afgelopen tien jaar de patiënten minder negatieve symptomen hebben.<br />
Voor het meten van de psychosociale oriëntatie zijn drie van de zes subschalen van de<br />
Gießentest gebruikt. Doordat niet de gehele test gebruikt is, zijn de bevindingen van dit<br />
meetinstrument wellicht niet direct te vergelijken met ander onderzoek waarin de Gießentest<br />
in zijn geheel werd gebruikt. De externe validiteit van de gegevens van <strong>een</strong> half<br />
meetinstrument is niet meer gegeven. De keuze voor de halve Gießentest is door de<br />
onderzoeker gemaakt omdat het invullen van de hele test <strong>een</strong> te grote belasting zou vormen<br />
voor zowel de patiënten alsook het verplegend personeel. Dit onderzoek was vooral op de<br />
vraag gericht <strong>of</strong> de experimentele groep deze subschalen anders invult dan de controlegroep.<br />
Omdat <strong>een</strong> vergelijking met ander onderzoek all<strong>een</strong> <strong>een</strong> secundaire interesse is, werd deze eis<br />
aan dit meetinstrument in dit veldonderzoek losgelaten.<br />
Een probleem van dit instrument is dat het zowel toestanden als ook persoonlijkheidstrekken<br />
meet en daardoor wellicht niet erg gevoelig is voor <strong>een</strong> interventie zoals muziektherapie. Ook<br />
63