Markeboek Markelo 1609-1860 - Hofmarken

schrijven over aangemelde besluit ten spoedigsten te voldoen en sulks ten langsten op de
eerste vergadering.
Waarmede de vergadering is gesloten en door prasente leden neffens de Markenrigter
getekent. Dato als boven.
Was getekent.
C. ten Zijthoff Markenrigter
W.R.J.W. van Heeckeren
Z.A. Meyling
J.H. Wissink
G.H. Lammertink
J. Bode.
Erfgenamen vergadering gehouden in de kerk van Markelo den 5 Maart 1812.
Erfmarkenrigter C. ten Zijthoff
Ass. Den Heer W. van Heeckeren
Ds. Z.A. Meyling
Eigengeerfdens
Jannes Leuvelink namens Leuvelink.
Dries Schrijver namens Schrijver.
J.H. Wissink namens Wissink.
A.J. Elkink namens Elkink.
G.H. Lammertink namens zijn vader.
Arent Sligman namens Sligman.
G.J. van Heek namens Wessels.
C. ten Zijthoff als markenrigter en als eigenaar van Kuyper.
En meer anderen.
De publicatie gelesen en het besluit der vorigen vergadering geresumeert zijnde is gesteld het
rapport der commissie op den laasten vergadering bevonden, dewelke hebben gerapporteerd
hetgeen volgt.
1. Omtrent het opbranden der paarden en beesten enz., waarop zijnde in hetzelve rapport in
casu beslist verandert, wordende tot het opbranden benoemd de schutters en tot het werk voor
het eerste jaar bepaald, welk werk alle jaar zal verandert worden en ten einde dit reglement
met effect zou kunnen uitgevoerd worden, maar zo besloten dat het Markeler Broek zal
worden afgegraven en met twee hekken op de weegen na Deventer en Zutphen te hangen,
vrijgemaakt wordende den Markenrigter gequalificeerd dit ten uitvoer te brengen.
2. Het 2e point omtrent het aangraven van gronden en het dieswegens ingebragt rapport
gehoord zijnde houdende, is besloten hetzelve rapport goed te keuren en worden de
Markenrigter namens de Heeren van Heeckeren, Meyling, Jan Baan en J.H. Wissink
gequalificeerd die aangegraven gemeene grond te examineeren en die gene welke niet tot
nadeel van imand zijn te taxeeren en in koop af te staan.
Zullende het overige weder worden ingelijkt en elke ingesetene welke weygert tot het inlijken
op requisitie van den Markenrigter de hand te neemen, zal verbinden een boete van dertig
stuyvers.
3. Omtrent den rekening van den Markenrigter in het rapport daar omtrent der commissie, is
besloten zodanig als in marginia van het rapport staat genoteerd welk rapport alhier word
geinstrueerd.
En is besloten de commissie te qualificeeren den rekening van den Heer Markenrigter
volgens die kanttekening te sluyten.
4. Omtrent het versoek van Gt. Krijgsman gehoord het rapport om advys de commissie
overeenkomstig het welke desselfs versoek word afgeslagen.
150