Markeboek Markelo 1609-1860 - Hofmarken

G.J. Driezes, W. Wonnink, H. Krabbenbos, G.H. Leuvelink zonder eenige reden op te geven
en eindelijk van H. Sanderman welke bij de onderteekening afwezig was, terwijl na de
gemelde voorlezing nog ter vergadering zijn verschenen W. Kistemaker en Jan Hendrik
Wissink, welke zoodanig niet hebben medegeteekend ten gevolge hunne te late verschijning
buiten medeteekening zijn gelaten.
De publicatie gedagteekend den 4 December 1847 houdende kennisgeving van een
uitnodiging tot deze vergadering met opgave zoo veel mogelijk der te behandelen punten als
hierna op zondagen den 5 en 12 December 1847 aan de kerk te Markelo afgelezen volgens
daarvan na het slot van dezelve gesteld bewijs door den koster te Markelo G. Benthem en
alnu wederom voorgelezen zijnde, is men overgegaan tot de daarbij vermelde en hier
volgende punten:
1. Overeenkomstig art. 9 en volgende van het reglement op het beheer dezer marke weder
moetende worden overgegaan tot de benoeming van twee nieuwe leden in het bestuur in
plaats van den met het einde dezes jaars aftredende leden Jan Hendrik Ooms en Gerrit
Schorfhaar, zoo hebben alle stemmen zich vereenigd op en zijn mitsdien herbenoemd de
gemelde personen van Jan Hendrik Ooms en Gerrit Schorfhaar, welke ter vergadering
tegenwoordig zich deze benoeming hebben laten welgevallen.
2. Naar luid van art. 23 van opgemeld reglement overgegaan zijnde tot de benoeming van
twee nieuwe schutters in plaats van den met het einde dezes jaars aftredende Heinrich
Wilhelm Birkenhäger, is opnieuw met 27 stemmen benoemd Berend Breukink, terwijl de
overige stemmen zich bepaalden op Derk Maag.
3. Volgens art. 19 van het meergezegde reglement tot de benoeming overgegaan zijnde van
eene markenbode voor het volgende dienstjaar op de voorwaarden als alnu den aftredende,
aangenomen bij de resolutie van 5 December 1846 bepaald, zoo is als zoodanig benoemd den
aftredenden Roelof Bouwhuis.
4. Naar aanleiding eene aan het bestuur dezer marke door de commissie van verdeeling in die
buiten gerichte missive gedagteekend den 25 November 1847 en met overtuiging van
hetzelve bestuur, dat de schulden der marke met de gewone inkomsten niet kunnen worden
bestreden, die alzoo ter voorkoming van anders nodige buitengewone middelen, welke niet
zonder bezwaren zouden kunnen worden gebezigd, zoo wordt voorgesteld deze als
verdeelingskosten te kwalificeren en alzoo de commissie van verdeeling magtiging te
verlenen tot betaling der wettige schulden van deze marke.
Hierover ampel gedelibereerd is met algemene stemmen besloten zulks dien aan de
commissie van verdeeling magtiging verleend om alle wettige schulden der marke, welke en
nadat dezelve op eene holtink zijn goedgekeurd, uit te betalen en dezelve zoodanig onder de
verdeelingskosten te rangschikken.
Zijnde na ampele deliberatie het door het bestuur aangenomene voorstel betrekkelijk het niet
worden betaald van weidegeld enz. door hetzelve ingetrokken, zodat dienaangaande de
gewone wijze van het .... zal verblijven, terwijl eindelijk naar aanrading van het aan de marke
verschuldigde met algemene stemmen is bepaald en bestuur genoeg reden te beoordeelen,
welke der debiteuren wel en welke debiteuren niet kunnen betalen, mitsdien het aan het
bestuur over te laten en hetzelve te magtigen om de debiteuren welke hetzelve voorkomt in
rekening betalen, daartoe des nodig in regten te vervolgen en niet te kunnen betalen op de
lijsten te schrappen en in ontvangst te brengen.
5. Gedelibereerd hebbende over het bij bovengemelde missive voorgedragene punt om aan
de commissie van verdeeling magtiging te verlenen tot den publieke verkoop der
overblijvende gronden welke niet in de verdeeling zijn opgenomen worden en om daarvoor
de conditie te regelen, zoo is met eenparige stemmen verstaan en bepaald om na de
verdeeling die gronden eerst publiek te verkopen en zulks alzoo tot dien tijd verdaagd.
364