Markeboek Markelo 1609-1860 - Hofmarken

onwettig of in gebreke zijn gebleven het door hun verschuldigde voor aangegravene grond of
huur te voldoen; alsmeede de door eenige aangegravers gemaakte anmerking welke
vermeenen heidegrond te hebben aangegraven, hetwelk hen door bestuurders tegen
groengrond was toegerekend, verzoekend alzoo dat dit mogt worden veranderd. Hierop werd
voorgesteld dat het bestuur die persoonen, welke gronden van de mark hadden aangegraven
en dezelve nog niet hadden betaald, zonder aanmanen om deze gelden ten eersten te voldoen
en zoo zij verder bleven weigeren de grond af te doen graven en hun de boete van tien
gulden, bij vroegere markenresolutie bepaald, te betalen; de gebouwen welke door hen
daarop mogten zijn geplaatst te doen omver trekken.
Dat zij welke de door hen verschuldigde huur niet hebben voldaan, zouden worden
aangezegd om ten eersten te moeten komen betalen. Zo bij gebreke daarvan in regten zouden
worden achtevolgd. Dat evenwel diegeen onder Markelo welke uit de armenkast worden
bedeeld en niet in staat waren eenige huur te kunnen betalen om hiervan ontheven te worden,
een verzoekschrift zouden moeten indienen, houdende dat de mark hun van de pacht geliefde
te ontheffen tot tijd en wijlen zij in betere omstandigheden mogten komen.
Dat de gemaakte aanmerkingen omtrent het stellen van groengrond in plaats van heidegrond
als onwettig zouden worden afgekeurd. De geheele vergadering keurde dit voorstel goed,
zoodat hetzelve algemeen werd aangenomen.
5. Word de vergadering voorgesteld om de heidegronden, welke voor huur, pacht of
aangegravene en afgedane grond en iets aan de mark schuldig waren en op de oude markten
stukken te vinden waren, tot voldoening daarvan aan te spreken. Met welk voorstel zich de
geheele vergadering vereenigde en alzoo algemeen werd goedgekeurd en aangenomen en het
bestuur verzogt in deze zaak zich zoo noodzakelijk van drangmiddeln te bedienen.
6. Word aan de vergadering overgelegd eene ingediende rekening van den Heere Baron van
Heeckeren te Rhaan en de uitbetaling daarvan aangevraagd; de vergadering kan zich hier niet
mede vereenigen en stelde voor dat, daar de rekening en verantwoording van den voormalige
markenrigter C. ten Zijthof en die van de notaris W. Jalink voor hetzelfde tijdperk loopende
en met die van de Baron van Heeckeren in verband staande, nog niet waren gesloten. Zij
derhalve die uitbetaling voor alsnog niet konden accorderen, doch dat in den afloop de
sluiting die beide rekeningen dezelve nader in overweging zoude worden genomen. Welk
voorstel door de geheele vergadering werd goedgekeurd en aangenomen en het bestuur
verzogt welgemelde Baron van Heeckeren hiervan te willen kennis geven.
7. Word aan de vergadering overgelegd een voorgelezen een door het bestuur ontworpen
bijvoegsel tot het reglement op het bestuur dezer mark houdende bepaling van
onderscheidene boetens; hierover gedelibereerd zijnde, werd besloten hetzelve in stemming te
brengen en bleek bij de opneming derzelve dat de geheele vergadering voor de aanneming
van hetzelve was. Zoodat hetzelve in een besluit dezer vergadering werd veranderd luidende
hetzelve als volgt:
Mark van Markelo
Bepaling van onderscheiden boetens.
Ieder die markengrondaangraft zonder daartoe het noodige verlof bekomen te hebben zal
eene boete verbeuren van tien gulden.
Ieder die door hem aangegravene markengrond, welke wederom door de markgenoot
afgegraven zijnde opnieuw weer aangraafd, zal hebben recht hij zich hier aan schuldig maakt
eene boete verbeuren van vijftien gulden.
Ieder die schadden, plaggen of dekplaggen steekt of maakt of dezelve binnen deze mark
vervoerd of doet vervoeren van zoodanige markengrond als waarop dit verboden is, zal
hebben recht verbeuren eene boete van tien gulden.
Zoo ingeval dezelve buiten deze mark worden vervoert vijftien gulden.
256