Markeboek Markelo 1609-1860 - Hofmarken

voorstellen door geene verpligting op dezelve rust van behoeftinge te onderhouden, dit
laatstgenoemde land publiek te verkopen of zoo zien dit in het belang van Wissink welke of
niet te meenen of te moeten doen, alsdan aan dezelve den vierde gedeelte in huur te laten.
Hieromtrent gedelibereerd zijnde, is in omvraag gebragt of er op de klassificatie ook eenige
aanmerking was, zoodat een of ander behoorde te worden gewijzigd, dan of dezelve zoodanig
als door het bestuur opgenomen en gewaardeerd wierd goedgekeurd. Dat gevoelens
hieromtrent ingenomen zijnde heeft een groote meerderheid verklaard zich met het gevoelen
van het bestuur daaromtrent te verenigen en is ten slotte dezelve met algemene stemmen
aangenomen en vastgesteld.
Hierop door G. Benthem voorgesteld zijnde om alnu ieder post of de taxatie met een achtste
te verminderen, is zulks met meerderheid van stemmen van de hand gewezen.
4. Alnu overgegaan zijnde tot de behandeling tot het voorstel betrekkelijk Jan Wissink, heeft
men algemeen verlangd dat hij vooreerst nog op markengrond zou blijven en dat zoodanig
alsdan wierd bepaald waar hij in kas van verkoop weder zou geplaatst worden.
Waartoe drie plaatsen zijn voorgedragen te weten aan de Potdijk bij Kerkemeyers Kamp, bij
Hendrikus Hobbelink op de scheid van Stokkum, en aan de straatweg bij Hendrik Hubert,
waaromtrent bij meerderheid is bepaald dat dit geval zal geplaatst worden bij Hobbelink op
de scheid van Stokkum. Verder gehandeld zijnde hoeveel land derzelve als dan ter ontginning
zal worden aangegraven, is zulks eenparig, met uitzondering van Wolter Stoelhorst
(Hiddink), bepaald op hoogstens een en een half bunder, ter regeling en goedkeuring van het
bestuur hetwelk tevens wordt geautoriseerd dezelve mede tot daarstelling de woning namens
de marke behulpzaam te zijn.
5. Op daartoe gedaan voorstel ter vermijding van soms kwade ... is met eenparige stemmen
bepaald, dat in geval van verkoop van markengronden, volgens opgemeten klassificatie en
dus niet bij publieke verkoop van die gronden, de kopers het zoodanig gekochte binnen zes
jaren niet zullen mogen verkopen en dit wetende of begerende, dat dan de zoodanige het
gekochte der marke niet aanbieden, welke dan door de ontvangene koopprijs terug te geven
hetzelve, zoodanig dan is weder in eigendom kan nemen.
6. Gedelibereerd zijnde omtrent het voorstel of om het land bij Jan Wissink in gebruik,
publiek te verkopen of hem een vierde of zeker ander gedeelte in huur te laten, is met een
groote meerderheid bepaald om al het land bij Jan Wissink in gebruik in publiek te verkopen
door het veilen van eenen notaris, waartoe het bestuur deze marke uitdrukkelijk en speciaal
bij deze wordt gemagtigd daaraan spoedig gevolg te geven. Alles op zoodanige voorwaarden
als hierboven is bepaald en het algemeen gebruikelijk is en volgens deszelfs gevoelen het
meest met de belangen marke daaromtrent en om te kunnen aanvangen en betaald te worden
op St. Martini of den elfden November aanstaande.
7. Eindelijk gedelibereerd zijnde, of de overige hiervoren gemelde personen welke verlangen
mogten de bij hen in huur en gebruik zijnde plaatsjes of gronden te kopen, dit volgens de ook
bovengemelde taxatie de commissie al dan niet zullen vermogen, is zulks met eenparige
stemmen bevestigend beantwoord met bepaling en onder herinnering als bij het hiervoren, dat
de benodigde som tot bijdrage komt voor de opbouw der kerk te Markelo, als in de vorige
vergadering vermeld. De alsdan overschietende gelden van de des begerende kopers op
hypotheek zullen vermogen te worden gelaten tegen vier procent ofwel tegen een jaarlijksche
rente betaling van vier guldens van iedere een honderd guldens, minder en meerder sommen
zoodanig naar evenredigheid; echter altijd in diervoege dat de marke Markelo de eerste
hypotheek schuldeischer is en blijft en zoodanig dezelve bij het verlenen van hypotheek
uitdrukkelijk wordt gemagtigd; bij gebreke van behoorlijke afdoening der hoofdsom van de
betaling der verschuldigde rente het verbonden perceel in het geheel te doen verkopen, ten
einde uit de opbrengst te verhalen zoowel de hoofdsom als de renten en kosten, gelijk dit alles
bij de laatste alinea van art 1223 van het Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven, met verdere
298