Markeboek Markelo 1609-1860 - Hofmarken

als van ouds met ´t schoonmaken der beke sal continueeren sonder egter daar uit naderhand
eenig regt als gewaarde te sustineeren.
4.
Door de gecommitteerden sijnde voorgedragen dat eenige kooperen van de op den 26 July
1761 verkogte landen hebben kunnen goedvinden om tegens de coopsconditien meerder
grond aan te graven als aan haar is verkogt en huysen op hetselve te timmeren, soo hebben de
Erfgenamen de gecommitteerden gequalificeert om op ´t selve te examineren en ´t meerder
aangegravene tegen een hogere prijs te doen betaalen neffens de boete van dien en ´t
getimmerte te doen removeren.
Was getekent.
Jan Schutert Markerigter
Jacob Jan Fockink T.C. Queysen
Gerh. Anthon. Mennink
Berent Elias Dapper Hendr. Jan Bos Rentmr.
Conraad ter Swaak J.C. Pothof
Derk Hendrik Gorkink.
Holtink gehouden over de markte van Markel in de kerke aldaar op den 2 Augusti 1766.
Erfmarkenrigter de Ed. Jan Schuitert
Assess. De Heer Burgemr. Bouwer namens de stad Deventer
De Heer Secret. Queysen
Ingevolge gedane en gepubliceerde kerkensprake van den 9 August. de prasente goedheeren
deser Markte vergadert zijnde om te delibereren en te resolveren over het volgende.
1. In overweginge genomen versoek van den Markenrigter met de gesworens over het weide
of uitdrift geld van Struik op de Lange Strate onder Holten, pratende mede zijn Ed. dat hem
sulx toekomt en wel sodanig dat twe gl tyn st. voor het tracteren van de wegens van de
Markenrichter en drie guld. wegens accoord voor een vet schaap, waar tegens de geswoorens
voorbrengen, dat sij behalven het geld van verpond. en besaay dat Struik aan haar betaalt, ook
ontfangen het uitdrifts of weide geld van de beesten, gelijk hun voorsetten dat ook souden
ontfangen hebben, is na deliberatie goedgevonden de Markenrigter te requireren en te
versoeken, gelijk versogt worde bij desen, om tegen den naestvolgende Holtink alhier te
doreren het regt tot gem. gepratenteerde en dat twee voorsetten het selve ook ontfangen
hebben latende het dispuit daar over tot soo lange buiten prajudicie in statu quo en als daar
over nader te resolveren.
2. In opsigte van het schutten der peerden, beesten en schapen wordende voorige resolutien
geinhareert en wel tot nadere ophelderinge gestelt op het schutten van een peerd ses st., van
een beest vier st., van een schaap twe st., half ten profijte van de Markenrigter en half voor de
geswoorens, alles boven de boete en kosten daarop lopende, sullende de gesworens eenig
vhee geschut hebbende, daer van datelijk aan de Markenrigter of sijn volmaghtiger Derk
Gorkink in Markel kennis geven.
3. Voorgebragt sijnde dat het gemene hout in het broek seer verhouwen word en goed
gevonden hetselve volgens vorige resolutie te verbieden gelijk verboden word bij desen op
twee goudgulden, half ten profijte van markenrigter en half voor de geswoorens.
4. Also bij vorige resolutien het schadden en plaggen mayen op de binnen horsten verboden
is en daarbij gelast, dat deselve op de plaatse sollen in stukken geslagen en niet weg gehaald
word tot selve geinhareert en het maken van de selve verboden op een boete van vier goudgld
ten profijte en verdeelen als boven.
5. De Markenrigter word gerequireert de hand te houden aan de resolutien van Ridderschap
en Steden over het schudden der beken genomen en deselve jaarlijks ten uitvoer te brengen.
98