(2001) nummer 1 januari/februari - Nemesis
(2001) nummer 1 januari/februari - Nemesis
(2001) nummer 1 januari/februari - Nemesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In verband met art. 6, dat het recht op leven garandeert,<br />
vraagt het Mensenrechtencomité in zijn algemene aanbeveling<br />
om informatie over geboortecijfers en aan<br />
zwangerschap en geboortes gerelateerde sterftecijfers<br />
van vrouwen. Ook sterftecijfers over kinderen moeten<br />
onderscheid maken naar geslacht. Zoals hierboven al<br />
aangegeven, gaat het comité bij het recht op leven ook<br />
in op de toegang tot geboortebeperking om ongewenste<br />
zwangerschappen te voorkomen en te voorkomen<br />
dat vrouwen hun toevlucht nemen tot levensbedreigende<br />
praktijken zoals illegale, onveilige abortus. Andere<br />
onderwerpen die het Mensenrechtencomité hier noemt<br />
als schendingen van het recht op leven zijn meisjesmoord,<br />
weduwen verbranding (ook 'sati' of 'suttee'<br />
genoemd) en moord naar aanleiding van problemen<br />
rondom een bruidsschat. 46 Ook armoede kan een bedreiging<br />
zijn van het leven van vrouwen, zodat staten<br />
ook daarover informatie moeten verschaffen. Het comité<br />
noemt in deze paragraaf niet apart prenatale geslachtsselectie<br />
en abortus van meisjesfoetussen, dat is<br />
al wel in een eerdere paragraaf aan de orde gekomen.<br />
In de paragraaf over art. 26 wordt aandacht besteed aan<br />
eremoorden, die - wanneer onbestraft - een schending<br />
opleveren van art. 6 (recht op leven), 14 (recht op een<br />
eerlijk proces, waaronder het recht op gelijkheid voor<br />
de rechter) en 26 (verbod van discriminatie). Deze onderwerpen<br />
zijn ook al veelvuldig aan de orde geweest<br />
in de landencommentaren van het Mensenrechtencomité.<br />
47<br />
Positieve maatregelen moeten worden<br />
getroffen om effectieve en gelijke<br />
empowerment van vrouwen te bereiken.<br />
Art. 7 IVBPR verbiedt foltering en andere wrede, onmenselijke<br />
of vernederende behandeling of bestraffing.<br />
Het Mensenrechtencomité vraagt staten in dit<br />
verband informatie over geweld tegen vrouwen, waaronder<br />
verkrachting. Art. 7 bevat geen definitie van foltering,<br />
maar in art. 1 van het anti-folterverdrag wordt<br />
foltering gedefinieerd als '(•••) iedere handeling waardoor<br />
opzettelijk hevige pijn of hevig leed, lichamelijk<br />
dan wel geestelijk, wordt toegebracht aan een persoon<br />
met zulke oogmerken als om van hem of van een derde<br />
inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te<br />
bestraffen voor een handeling die hij of een derde heeft<br />
begaan of waarvan hij of een derde wordt verdacht<br />
deze te hebben begaan, of hem of een derde te intimideren<br />
of ergens toe te dwingen dan wel om enigerlei reden<br />
gebaseerd op discriminatie van welke aard ook,<br />
wanneer zulke pijn of zulk leed wordt toegebracht door<br />
of op aanstichten van dan wel met de instemming of gedogen<br />
van een overheidsfunctionaris of andere persoon<br />
die in een officiële hoedanigheid handelt. (...)'.<br />
(cursief toegevoegd, IB). In zijn praktijk heeft het CAT<br />
46. Wanneer bijvoorbeeld de toegezegde bruidsschat niet volledig<br />
wordt betaald, wordt de desbetreffende bruid om het leven gebracht<br />
door (familie van) haar echtgenoot.<br />
47. Zie bijvoorbeeld CCPR/C/79/Add. 81, landencommentaar over<br />
India, aangenomen op 30 juli 1997, par. 16. In zijn landencommentaar<br />
over Marokko (CCPR/C/79/Add. 113) noemde het Mensenrechtencomité<br />
ook de art.en 7 en 9 (recht op veiligheid van de persoon).<br />
VROUWENRECHTEN EN MENSENRECHTEN INEKE BOEREFIJN<br />
vrijwel geen oog voor seksespecifieke vormen van foltering.<br />
Slechts in een gering aantal gevallen is bij de<br />
bespreking van landenrapporten verkrachting door politeagenten<br />
aan de orde gesteld, maar in zijn landencommentaren<br />
heeft het zich er nog nooit over uitgesproken.<br />
Verkrachting in de privé-sfeer is in het geheel<br />
niet door het CAT aan de orde gesteld. 48 Het is dan ook<br />
opmerkelijk dat het Mensenrechtencomité verkrachting<br />
in het algemeen onder art. 7 brengt en het dus niet<br />
beperkt tot verkrachting door overheidsfunctionarissen.<br />
Het Mensenrechtencomité zegt echter niet met zoveel<br />
woorden of het verkrachting als foltering beschouwt,<br />
of als een andere vorm van wrede,<br />
onmenselijke of vernederende behandeling.<br />
In verband met art. 7 vraagt het Mensenrechtencomité<br />
ook om informatie over toegang tot veilige abortus<br />
voor vrouwen die het slachtoffer zijn van verkrachting.<br />
Voorts wil het Comité informatie over maatregelen ter<br />
voorkoming van gedwongen abortus en gedwongen<br />
sterilisatie, en over genitale verminking. Gedwongen<br />
abortus en sterilisatie is nauwelijks aan de orde geweest<br />
in de landencommentaren. Het Mensenrechtencomité<br />
heeft alleen in het geval van Japan iets over gedwongen<br />
sterilisatie van gehandicapte vrouwen<br />
gezegd. Japan heeft weliswaar gedwongen sterilisatie<br />
bij wet verboden, maar geen voorziening getroffen<br />
voor de vrouwen die hiervan het slachtoffer waren geworden.<br />
Het comité drong aan op maatregelen ter compensatie.<br />
Helaas zei het comité niet welk verdragsartikel<br />
het hier betrof. 49 Genitale verminking van vrouwen<br />
en meisjes is vaak het onderwerp geweest in de landencommentaren.<br />
Alle vormen van genitale verminking<br />
worden in sterke bewoordingen afgekeurd. Het<br />
Mensenrechtencomité heeft ook al eerder gezegd dat<br />
deze praktijk in strijd is met art. 7 IVBPR. 50<br />
Vernieuwend is de paragraaf die het Mensenrechtencomité<br />
besteedt aan kledingvoorschriften. Het Comité<br />
wijst erop dat hier een aantal verdragsbepalingen in het<br />
geding kunnen zijn, zoals art. 26 (discriminatieverbod);<br />
art. 7, wanneer lijfstraffen worden opgelegd om<br />
het voorschrift af te dwingen; art. 9, als de weigering<br />
de voorgeschreven kleding te dragen wordt bestraft<br />
met arrestatie; art. 12, als de bewegingsvrijheid is onderworpen<br />
aan dergelijke beperkingen; art. 17 (recht<br />
op privacy); art. 18 en 19, als vrouwen gedwongen<br />
worden kleding te dragen die niet overeenkomt met<br />
hun recht op godsdienstvrijheid en zich vrij te uiten;<br />
art. 27, wanneer de kledingvoorschriften in strijd zijn<br />
met de cultuur waartoe de vrouw behoort. In zijn werk<br />
in het kader van de rapportageprocedure is het onderwerp<br />
van de kledingvoorschriften niet aan de orde geweest.<br />
In zijn algemene aanbeveling over godsdienstvrijheid<br />
bevestigde het Comité dat het dragen van<br />
bepaalde kleding deel kan uitmaken van het recht op<br />
godsdienstvrijheid. Het ging toen niet in op de gevolgen<br />
van het gedwongen dragen van dergelijke kleding,<br />
48. DAW, Women 2000, Integrating a genderperspective into UN<br />
human rights work, p. 6-7.<br />
49. CCPR/C/79/Add. 102, landencommentaar over Japan, aangenomen<br />
op 5 november 1998, par. 31.<br />
50. Zie bijvoorbeeld CCPR/C/79/Add. 116, landencommentaar over<br />
Kameroen, aangenomen op 3 november 1999, par. 12.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 1 11