finalVersion - Erasmus Universiteit Rotterdam
finalVersion - Erasmus Universiteit Rotterdam
finalVersion - Erasmus Universiteit Rotterdam
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
6 Conclusie<br />
Het doel van dit onderzoek was drieledig. Allereerst ben ik mijn onderzoek gestart vanuit<br />
de hypothese dat het voor een ambtelijk topkader mogelijk is om invloed uit te oefenen<br />
op politieke besluitvormingsprocessen. Op basis van een literatuurstudie heb ik een<br />
antwoord geprobeerd te formuleren op de vraag welke positie een ambtelijk topkader in<br />
theorie kan hebben. Vervolgens heb ik deze hypothese toegepast op een historische casus<br />
door de vraag te stellen welke positie het ambtelijk topkader daadwerkelijk bekleedde.<br />
Door de aard van de gekozen casus bleek het van belang niet alleen naar de relatie tussen<br />
ambtenaren en bestuurders te kijken, maar ook de rol van de samenleving bij het<br />
onderzoek te betrekken. Dit leidde tot de volgende vraag: Welke rol speelde het ambtelijk<br />
topkader in de planvorming van Plan 2000+, in hoeverre werden de beleidsinitiatieven<br />
van dit topkader ingebed in de politieke besluitvorming en in hoeverre is de publieke<br />
opinie invloed van hierop geweest?<br />
Uit het theoretisch kader is gebleken dat de Weberiaanse ideaaltypische overheid een<br />
grote aantrekkingskracht heeft. Dit ideaaltypisch model spreekt zich enerzijds uit over de<br />
positie van mensen in dienst van de overheid, de ambtenaren, en anderzijds over de wijze<br />
waarop deze ambtenaren hun werkzaamheden idealiter inrichten, de bureaucratie. Binnen<br />
dit model worden ambtenaren uitsluitend gezien als uitvoerders van het bestuur. Tussen<br />
theorie en praktijk bleek echter een verschil te bestaan. In tegenstelling tot het ideaaltype<br />
van Weber beamen wetenschappers en betrokkenen nadrukkelijk het beeld van het<br />
ambtelijk apparaat als vierde macht, zoals Crince le Roy het zo duidelijk omschreef. Deze<br />
macht kwam volgens Crince le Roy onder andere voort uit een gebrek aan controle.<br />
Hoewel er sindsdien maatregelen zijn getroffen om de controle op het ambtelijk apparaat<br />
te verbeteren, bijvoorbeeld door de invoering van de wet openbaarheid van bestuur en de<br />
invoering van het duale stelsel, heeft de constatering dat het ambtelijk apparaat een<br />
machtspositie bezit niet geleid tot structurele veranderingen in de vormgeving of<br />
werkwijze van de overheid.<br />
Op basis van de conclusie dat het ambtelijk topkader een eigen machtspositie<br />
bezit, is het aannemelijk dat het ambtelijk topkader in sommige gevallen daadwerkelijk<br />
invloed uitoefent. Dit vermoeden wordt bevestigd wanneer de observering van Mark<br />
Bovens dat er sinds de Tweede Wereldoorlog sprake is van een professioneel ambtelijk<br />
apparaat dat aangestuurd wordt door een lekenbestuur wordt verbonden aan het werk van<br />
70