Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
A<br />
- km 878.5 -<br />
B<br />
Legenda<br />
Verschil tussen de<br />
gemiddelde bodemhoogte<br />
van 19-01-04 en 22-01-04.<br />
-<br />
Sedimentatie<br />
-<br />
Minder dan 5 cm<br />
hoogteverandering<br />
-<br />
Erosie<br />
-<br />
Legenda<br />
- km 878.0 -<br />
Verschil tussen de lokale<br />
bodemhoogte van 19-<br />
01-04 en 22-01-04 (m).<br />
sedimentatie<br />
+0.4 -<br />
+0.2 -<br />
0.0 -<br />
-0.2 -<br />
-0.4 -<br />
erosie<br />
N<br />
Schaal 1 : 7 000<br />
- km 877.5 -<br />
Figuur 3.6 8 Sedimentatie en erosie in het Pannerdensch Kanaal tussen 19-01-04 en 22-02-04 01 berekend op<br />
basis van a) de lokale bodemhoogtekaarten b) de kaarten met de gemiddelde bodemligging.<br />
De duinvoorkomens op de IJsselkop zijn nog verder onderzocht door de bodemliggingskaarten<br />
van de afzonderlijke metingen van elkaar af te trekken. Zo ontstonden kaarten die de hoeveelheid<br />
erosie en sedimentatie tussen twee metingen aangaven (fig. 8a). Op de kaarten zijn dezelfde<br />
kleine duinen te zien als in figuur 7, maar de witte plekken in figuur 8a duiden er echter op dat er<br />
nog een ander, grootschaliger erosie- en sedimentatiepatroon aanwezig was.<br />
Dit patroon is beter zichtbaar gemaakt door opnieuw de hoeveelheid erosie en sedimentatie per<br />
cel te berekenen, maar nu niet op basis van de lokale bodemliggingskaarten, maar op basis van de<br />
kaarten met de gemiddelde bodemligging. Dit is gebeurd voor alle multibeammetingen (een<br />
voorbeeld is weergegeven in figuur 8b). Uit de kaarten blijkt dat er in het Pannerdensch Kanaal en<br />
de Nederrijn een afwisseling voorkwam van erosie- en sedimentatieplekken met een diameter van<br />
ongeveer 50 meter. Dit waren grootschalige beddingvormen waarop de duinen die in figuur 7<br />
zichtbaar zijn, waren gesuperponeerd. De grote beddingvormen hadden een lengte van ongeveer<br />
100 meter (2 x 50 m), hetgeen ongeveer correspondeert met de afstand tussen de kribkoppen<br />
(gemiddeld 125 m). De beddingvormen hadden een hoogte van enkele decimeters en een<br />
verplaatsingssnelheid van ongeveer 5 meter per dag.<br />
3.1.6 Bepaling van de ligging en afmetingen van de duinen<br />
Om de afmetingen van de duinen op de IJsselkop te bepalen is gebruikt gemaakt van het<br />
programma DT2D versie 3.0 (Wesseling & Wilbers 2000, Wilbers 2001). Met dit programma is een<br />
groot aantal parallelle lengteprofielen (lodingen) gevormd uit de driedimensionale multibeamdata.<br />
Omdat in de vorige paragraaf is gebleken dat de duinen vrij klein waren op de IJsselkop, is<br />
besloten zo min mogelijk datareductie toe te passen bij de vorming van de lodingen en de<br />
datadichtheid in de lodingen zo groot mogelijk te maken (fig. 9, bijlage 2).<br />
8