15.11.2013 Views

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

vervolgens op soortgelijke wijze gemiddeld over de rivierbreedte om een breedtegemiddelde<br />

korrelgrootteverdeling te verkrijgen. Tot slot zijn deze korrelgrootteverdelingen op hun beurt<br />

gemiddeld om een gemiddelde korrelgrootteverdeling voor de hele afvoergolf te verkrijgen.<br />

3.4 Bodemschuifspanning<br />

3.4.1 Inleiding<br />

De bodemschuifspanning in een rivier met duinen verandert voortdurend over de lengte van de<br />

duinen. De schuifspanning is het hoogst op de top van de duinen. Meteen daarachter laat de<br />

hoofdstroom los van de duin, zodat de bodemschuifspanning in de duintroggen klein is en soms<br />

zelfs stroomopwaarts gericht. Onder aan de loefzijde, waar de hoofdstroom de duin weer raakt,<br />

zijn de schuifspanningen weer hoog, maar omdat de richting voortdurend wisselt is de<br />

bodemschuifspanning netto gelijk aan nul. Van de onderkant van de loefzijde tot aan de top van<br />

een duin neemt de bodemschuifspanning dan weer geleidelijk toe.<br />

Omdat de bodemschuifspanning een goede maat is voor het sedimenttransport, is in dit<br />

onderzoek getracht de bodemschuifspanning ten tijde van de sedimenttransportmetingen op de<br />

IJsselkop te reconstrueren. Daarbij was het met name de bedoeling een duingemiddelde<br />

bodemschuifspanning te bepalen en niet de locale bodemschuifspanning. Er is gebruik gemaakt van<br />

twee methoden: a) bodemschuifspanningsreconstructie uit de snelheidsmetingen die zijn verricht<br />

met de AZTM (§3.4.2) en b) bodemschuifspanningsreconstructie op basis van continue<br />

waterstandsmetingen (§3.4.3).<br />

3.4.2 Bodemschuifspanningsbepaling uit snelheidsmetingen<br />

Er zijn verschillende methoden om de bodemschuifspanning te bepalen uit<br />

stroomsnelheidsmetingen. Er kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de dieptegemiddelde<br />

stroomsnelheid, van een enkele snelheidsmeting vlak bij de bodem, of van een groot aantal<br />

snelheidsmetingen in een snelheidsprofiel. Deze laatste methode kent een gemiddelde onzekerheid<br />

van 37% (Wilcock 1996). Toch is dit de methode die het meest geschikt was voor de<br />

IJsselkopmetingen, omdat deze methode geen kennis van de bodemruwheid vereist.<br />

Eerst zijn de gemeten snelheidsprofielen grafisch weergegeven met de stroomsnelheid als<br />

afhankelijke variabele en de lognormaal getransformeerde hoogte boven de bodem als<br />

onafhankelijke variabele. Alle meetpunten zijn afzonderlijk weergegeven, dus niet als gemiddelde<br />

per meethoogte. Vervolgens is een lineaire regressie met de volgende vorm uitgevoerd:<br />

u = f ln( z)<br />

+ f<br />

1 2<br />

met u de stroomsnelheid [m/s], z de hoogte boven de bodem [m] en f 1 en f 2 de<br />

regressiecoëfficiënten. Uit de regressiecoëfficiënt f 1 is vervolgens de bodemschuifspanning bepaald:<br />

τ = ρκ<br />

2 2<br />

f 1<br />

met τ de bodemschuifspanning [N/m 2 ], ρ de waterdichtheid [1000 kg/m 3 ] en κ de Von<br />

Karmanconstante [0.41]. Deze procedure is gebaseerd op een theoretische functie voor het<br />

snelheidsprofiel, de zogenaamde ‘Law of the Wall’:<br />

u<br />

u<br />

z<br />

τ<br />

u* ρ<br />

u*<br />

omgeschreven als: u = f1ln( z) + f2 f1 = = f2<br />

= ln( z )<br />

κ κ κ<br />

*<br />

= ln( )<br />

0<br />

κ z0<br />

met u * de schuifspanningssnelheid [m/s] en z 0 de ruwheidslengte [m]. De Law of the Wall, welke<br />

oorspronkelijk is ontworpen voor vlak-bed condities, verdiende de voorkeur boven theoretische<br />

snelheidsfuncties die speciaal zijn ontworpen voor rivieren met duinen (zie Holmes 2003 voor een<br />

overzicht), omdat deze laatste erg complex zijn en variabelen bevatten die moeilijk gekwantificeerd<br />

kunnen worden.<br />

Een belangrijke vraag was of de Law of the Wall toegepast moest worden op de gehele<br />

waterdiepte of op slechts een deel daarvan. Theoretisch gezien is de Law of the Wall alleen geldig<br />

in het onderste deel van de waterkolom (bij benadering de onderste 20%: Biron et al. 1998;<br />

Holmes 2003). In de praktijk blijkt echter dat hij vaak geldig is voor de hele waterkolom (Soulsby<br />

1997). Daarom is de Law of the Wall bij de analyse van de IJsselkopmetingen in beginsel steeds<br />

20

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!