15.11.2013 Views

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Bijlage 8 Onzekerheden in het bodemtransport<br />

bepaald met Delft Nile Samplermetingen<br />

De nauwkeurigheid van het totale bodemtransport in het Pannerdensch Kanaal, de Nederrijn en de<br />

IJssel, zoals berekend op basis van Delft Nile Sampler metingen, is afhankelijk van 5 factoren: a)<br />

systematische meetfouten, b) systematische fouten in de integratie van het bodemtransport over<br />

de rivierbreedte, c) stochastische meetfouten, d) natuurlijke variabiliteit in bodemtransport en e)<br />

stochastische onzekerheden in de integratie van het bodemtransport over de rivierbreedte.<br />

Systematische meetfouten komen nauwelijks voor bij Delft Nile Samplermetingen. Dat blijkt al<br />

uit het feit dat de calibratiefactor van de Delft Nile Sampler gelijk is aan 1 ± 0.1 (Kleinhans & Ten<br />

Brinke 2001). Het meescheppen (of opwoelen) van bodemmateriaal tijdens het landen en ophalen<br />

van de Delft Nile Sampler zou gezorgd kunnen hebben voor een kleine, systematische<br />

overschatting van het bodemtransport, maar in paragraaf 3.2.3 is aangetoond dat dit waarschijnlijk<br />

niet het geval was. Verder zou het gebruik van de spudpaal om het meetschip op dezelfde positie<br />

te houden tijdens een meting geleid kunnen hebben tot een systematische onderschatting van het<br />

bodemtransport naarmate het schip langer op dezelfde locatie lag. Ook dit bleek niet het geval<br />

(§3.2.3).<br />

Systematische fouten in de integratie van het bodemtransport over de rivierbreedte hebben<br />

vooral te maken met het gebruik van de mid-sectiemethode. Daarbij wordt namelijk impliciet<br />

uitgegaan van een lineair verloop van het bodemtransport tussen twee meetlocaties, terwijl het<br />

bodemtransport in werkelijkheid vaak een parabolisch verloop heeft. Volgens Kleinhans & Ten<br />

Brinke (2001) is de hieruit resulterende fout bij<br />

gebruik van 5 subsecties (zoals in dit<br />

onderzoek) kleiner dan 2%, en dus<br />

verwaarloosbaar. Kleinhans & Ten Brinke<br />

(2001) gaan er echter vanuit dat er altijd een<br />

meting wordt verricht op de locatie waar het<br />

transport maximaal is. Dit hoeft echter niet het<br />

geval te zijn. Een laterale variatie van<br />

bodemtransport zoals weergegeven in<br />

nevenstaande figuur is namelijk zeker niet<br />

onrealistisch (zie §5.1). Kwantificatie van deze<br />

systematische fout is echter onmogelijk.<br />

Bodem trans port<br />

Geschatte variatie<br />

in bodemtransport<br />

Werkelijke variatie<br />

in bodemtransport<br />

Afstand t.o.v. linkeroever<br />

Stochastische meetfouten zijn het gevolg van onzekerheden in de aflezing van de tijd en het<br />

volume sediment, maar ook van de onzekerheid in de meetlocatie. Ze ontstaan ook doordat de<br />

hoek tussen de Delft Nile Sampler en de transportrichting niet constant is bij opeenvolgende<br />

metingen. Stochastische meetfouten zijn in de praktijk niet te onderscheiden van kleinschalige<br />

natuurlijke variabiliteit in het bodemtransport, bijvoorbeeld als gevolg van turbulenties en de<br />

verplaatsing van duinen. De aanwezigheid van stochastische meetfouten en kleinschalige<br />

natuurlijke variabiliteit komt tot uiting in het feit dat bodemtransporten die meteen na elkaar<br />

gemeten zijn op dezelfde locatie sterk van elkaar verschillen. De onzekerheid in het gemiddelde<br />

transport per meetlocatie die hiervan het gevolg is, kan gekwantificeerd worden met de<br />

standaardfout van transportmetingen op een locatie (Kleinhans & Ten Brinke 2001).<br />

Natuurlijke variabiliteit in bodemtransport is ook aanwezig op grotere tijdschalen. Zo kan<br />

gedurende de tijd die nodig is om alle meetlocaties in een dwarsdoorsnede door te meten de<br />

rivierafvoer veranderen, vooral als de metingen tijdens een afvoergolf gedaan worden. Omdat<br />

tijdens de IJsselkopmetingen alle metingen in een dwarsdoorsnede op dezelfde dag gedaan<br />

werden, kan ervan uitgegaan worden dan de onzekerheid als gevolg van deze grootschalige<br />

natuurlijke variabiliteit verwaarloosbaar is.<br />

Stochastische onzekerheden in de integratie van het bodemtransport over de rivierbreedte zijn<br />

vooral het gevolg van het feit dat er geen metingen gedaan zijn nabij de rivieroevers. Daarom<br />

moest aangenomen worden dat het transport in de buitenste meetpunten (ca. 50 meter van de<br />

rivieras) representatief was voor de hele zone tot aan de rivieroever (ca. 65 meter van de as). Dit<br />

is niet noodzakelijkerwijs juist. Een exacte bepaling van de onzekerheid is onmogelijk, maar als<br />

(arbitraire) schatting is de onzekerheid hier gelijkgesteld aan 25% van het berekende transport.<br />

De onzekerheid in het totale bodemtransport door het Pannerdensch Kanaal, de IJssel of de<br />

Nederrijn op een meetdag is geschat door de onzekerheden ten gevolge van stochastische<br />

meetfouten, natuurlijke variabiliteit en stochastische integratieonzekerheden als volgt te<br />

combineren:<br />

SFqb − totaal<br />

= ∑ ( SF )<br />

2<br />

qb-subsectie<br />

58

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!