Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
5.3 De invloed van de ondergrond op het sedimenttransport<br />
De ondergrond van de IJsselkop is sterk vergelijkbaar met die van de Pannerdensche Kop. Op<br />
beide plaatsen bestaat de rivierbodem uit twee lagen: een zandige onderlaag en een grindrijke<br />
bovenste laag. Frings & Kleinhans (2002) beargumenteerden voor de Pannerdensche Kop dat de<br />
grindige laag is ontstaan door ‘relatieve grindaanrijking’ en ook voor de IJsselkop is dit een<br />
aannemelijke verklaring. De Rijntakken hebben zich de afgelopen eeuw sterk ingesneden,<br />
waarschijnlijk als gevolg van antropogene factoren als de aanleg van kribben en<br />
meanderbochtafsnijdingen (‘autonome bodemdaling’) Het is mogelijk dat bij deze bodemdaling<br />
vooral de kleinste korrels zijn weggespoeld, waardoor er een relatieve aanrijking van grind in de<br />
bovenste bodemlaag plaatsvond. Vooral het feit dat de dikte van de grindrijke laag gelijk is aan de<br />
dikte van de bodemtransportlaag tijdens de grootste hoogwaters onderbouwt de hypothese van<br />
relatieve grindaanrijking (zie Frings 2002 voor andere argumenten).<br />
Als het grove deel van het sediment in de ondergrond van de IJsselkop inderdaad vrijwel<br />
immobiel is (en er dus relatieve grindaanrijking optreedt), dan betekent dit dat gedurende het<br />
grootste deel van het jaar minder sediment wordt getransporteerd, dan op basis van de<br />
rivierafvoer mogelijk is. Het grove sediment in de ondergrond zorgt er dus voor dat het<br />
sedimenttransport op de IJsselkop geremd wordt door een tekort aan transporteerbaar sediment.<br />
Dit tekort aan transporteerbaar sediment wordt waarschijnlijk nog versterkt door processen op<br />
de Pannerdensche Kop. Bochtsorteringsprocessen in de meanderbocht bovenstrooms van de<br />
Pannerdensche Kop zorgen ervoor dat de grindrijke laag voor de ingang van het Pannerdensch<br />
Kanaal veel grover is dan voor de ingang van de andere tak (de Waal). Dit grove sediment is veel<br />
moeilijker te transporteren en daarom ontvangt het Pannerdensch Kanaal veel minder sediment<br />
dan de Waal (Kleinhans 2002). Omdat ook bij de IJsselkop sprake is van bochtsortering<br />
bovenstrooms van het splitsingspunt (fig. 2), is het goed mogelijk dat een soortgelijk proces<br />
optreedt op de IJsselkop (zie de volgende paragrafen).<br />
5.4 De verdeling van het sedimenttransport over de<br />
dwarsdoorsnede<br />
De verdeling van het bodemtransport over de breedte van het Pannerdensch Kanaal tijdens het<br />
hoogwater van januari 2004 was sterk asymmetrisch (fig. 33, bijlage 13). Het bodemtransport in<br />
de linkerrivierhelft was veel groter dan het bodemtransport in de rechterrivierhelft, hetgeen<br />
waarschijnlijk samenhangt met het daar voorkomende sediment. Door bochtsortering is het<br />
sediment in de linkerrivierhelft van het Pannerdensch Kanaal namelijk veel fijner dan in de<br />
rechterrivierhelft en daarom makkelijker transporteerbaar (fig 2). De grootste transportwaarden<br />
kwamen echter niet voor op de plaats met het fijnste bodemsediment (tegen de linkeroever aan),<br />
maar net links van de rivieras. Dit toont aan dat de verdeling van bodemtransport over de<br />
dwarsdoorsnede niet geheel bepaald wordt door de ondergrond, maar ook door de stroomsnelheid<br />
(of schuifspanning) welke het grootst is rond de rivieras. Verder blijkt uit figuur 45 dat de verdeling<br />
van bodemtransport over de rivierbreedte ook varieert tussen hoog- en laagwatercondities. Bij<br />
laagwatercondities was de transportstrook aanmerkelijk smaller.<br />
De verdeling van het zwevend transport over de breedte van het Pannerdensch Kanaal tijdens<br />
het hoogwater van januari 2004 was vrij uniform (fig. 39). Alleen rond de rivieras was het<br />
transport iets hoger, waarschijnlijk als gevolg van de hogere stroomsnelheden.<br />
5.5 De verdeling van het sedimenttransport over het<br />
splitsingspunt en de invloed van het stuwbeheer<br />
hierop<br />
Uit de analyse van de multibeammetingen is gebleken dat tijdens de hoogwaters van 2002 en 2004<br />
89% van het bodemtransportmateriaal dat door het Pannerdensch Kanaal aangeleverd werd, naar<br />
de Nederrijn instroomde (fig. 31). De IJssel ontving slechts 11% van de totale sedimentlast, terwijl<br />
de IJssel wel 43% van het rivierwater afvoerde. Het geringe bodemtransport in de IJssel<br />
correspondeert met het geringe transport in de rechterrivierhelft van het Pannerdensch Kanaal<br />
bovenstrooms van de IJsselkop.<br />
Dit betekent dat de bodemtransportverdeling tijdens hoogwater op de IJsselkop als volgt<br />
samengevat kan worden: a) bochtsorteringsprocessen bovenstrooms van het splitsingspunt hebben<br />
36