Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Bijlage 5<br />
Migratievoorspellers<br />
Methodiek<br />
Wilbers (1999) vond voor de Pannerdensche Kop een sterk verband tussen de migratiesnelheid van<br />
de duinen (c) [m/dag] en de duinlengte (Λ) [m]:<br />
c d<br />
−1.2309<br />
= 1133.699 Λ R 2 = 0.944<br />
Om te onderzoeken of ook bij de IJsselkop een sterk verband bestaat tussen de duinlengte en de<br />
migratiesnelheid zijn de gevonden migratiewaarden uitgezet tegen de gevonden duinlengtes.<br />
Daarbij zijn niet de afzonderlijke lodinggemiddelde waarden gebruikt, want deze waren in sommige<br />
gevallen door interpolatie of schatting bepaald. In plaats daarvan is één representatieve waarde<br />
gebruikt per 5 lodingen: in principe het gemiddelde van de waarden die niet door interpolatie of<br />
schatting bepaald zijn. Dit betekent dat elk datapunt een gebied van 400 m lengte en 5 meter<br />
breedte representeert. Per hoogwater is één figuur gemaakt die alle datapunten van alle<br />
meetdagen en alle riviertrajecten bevat:<br />
Migratiesnelheid (m/dag)<br />
70<br />
35<br />
y = 60.607x -0.3868<br />
R 2 = 0.2657<br />
0<br />
0 10 20 30<br />
Duinlengte (m)<br />
Migratiesnelheid (m/dag)<br />
70<br />
0<br />
0 10 20<br />
y = 83.486x -0.5571<br />
R 2 = 0.3773<br />
Wilbers 1999 35<br />
Wilbers 1999<br />
2004<br />
Duinlengte (m)<br />
2002<br />
30<br />
Verband tussen de duinlengte en de migratiesnelheid op basis van de data uit alle riviertrajecten en meetdagen<br />
in 2004 (links) en 2002 (rechts).<br />
Uit de figuren blijkt duidelijk dat er voor de IJsselkop als geheel lang niet zo’n sterk verband<br />
bestaat tussen de migratiesnelheid en de duinlengte als voor de Pannerdensche Kop. Daarom zijn<br />
de figuren opgesplitst en is de migratiesnelheid uitgezet als functie van de duinlengte voor alle<br />
meetdagen en alle riviertakken afzonderlijk. Nu bleek het verband veel sterker, doch er bleven<br />
uitbijters aanwezig. Nadere inspectie van deze datapunten wees uit dat dit punten waren die<br />
afkomstig waren van de randen van de duinenstrook. Blijkbaar was hier een andere relatie<br />
aanwezig tussen migratiesnelheid en duinlengte. Deze punten zijn daarom uit de grafieken<br />
verwijderd. Toen bleek dat sommige grafieken eenzelfde verband tussen duinlengte en<br />
migratiesnelheid vertoonden. Deze grafieken zijn waar mogelijk samengevoegd zodat in totaal 3<br />
grafieken overbleven voor 2002 (één voor elke riviertak) en 9 grafieken voor 2004 (met name in<br />
de Nederrijn voor elke meetdag een aparte grafiek). De grafieken zijn weergegeven op de volgende<br />
pagina.<br />
Vervolgens zijn de relaties uit de grafieken gebruikt om de migratiesnelheid te schatten op<br />
plaatsen waar DT2D geen migratie kon berekenen. Dit was overigens alleen mogelijk voor het<br />
centrum van de duinenstrook, omdat de migratievoorspellers niet geldig zijn aan de randen van de<br />
duinenstrook, omdat de datapunten afkomstig uit de randgebieden van de duinenstrook uit de<br />
grafieken verwijderd zijn.<br />
Behalve migratievoorspellers op basis van de duinlengte zijn er ook migratievoorspellers<br />
gemaakt op basis van de duinhoogte. Dit is fysisch misschien correcter, maar het verband tussen<br />
duinhoogte en migratiesnelheid bleek duidelijk minder sterk dan het verband tussen duinlengte en<br />
migratiesnelheid. Ook Wilbers (2004) kwam tot die conclusie. De onderliggende reden is<br />
waarschijnlijk dat de duinlengte nauwkeuriger bepaald kan worden uit multibeammetingen dan de<br />
duinhoogte. Wegens het sterkere verband is hier de voorkeur gegeven aan migratievoorspellers op<br />
basis van de duinlengte. Overigens is geen verschil in de vorm van de voorspellers op basis van de<br />
duinlengte en de voorspellers op basis van de duinhoogte, omdat er een sterk verband bestaat<br />
tussen de duinlengte en de duinhoogte onderling (zie fig. 50).<br />
52