15.11.2013 Views

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Bijlage 6<br />

Onzekerheden in de duinkarakteristieken<br />

en het bodemtransport bepaald met de<br />

duinverplaatsingsmethode<br />

Inleiding<br />

De berekening van de duinkarakteristieken en het bodemtransport op basis van<br />

multibeammetingen heeft te maken met verschillende bronnen van onzekerheid. De drie<br />

belangrijkste zijn: a) ruis in de multibeammetingen b) de methode om de transporten te berekenen<br />

en c) natuurlijke duinvariabiliteit.<br />

Ruis in de multibeammetingen zorgt voor onzekerheid omdat de ruis in sommige gevallen door<br />

DT2D gezien wordt als kleine duintjes, hetgeen natuurlijk niet correct is. Om deze foute duintjes te<br />

verwijderen, kunnen alle duintjes die volgens DT2D korter zijn dan 1 meter uit de dataset<br />

verwijderd worden (§3.1.7), maar er is geen enkele garantie dat dit minimumduinlengtecriterium<br />

alle foutieve duintjes verwijdert en geen echte duintjes. De ruis in de metingen heeft ook tot<br />

gevolg dat de duinkarakteristieken die door DT2D bepaald worden kleine systematische fouten<br />

bevatten. Ook hiervoor bestaat een correctiemethode (§3.1.8), maar deze correctie kan nooit alle<br />

fouten in de duinkarakteristieken verbeteren. Kwantificering van de onzekerheid die het gevolg is<br />

van ruis, is vooralsnog onmogelijk.<br />

De berekening van het bodemtransport geschiedt via de ‘dunetrack’-formule, welke berust op<br />

een aantal aannamen (§3.1.2) waarvan niet bekend is of ze volledig gerechtvaardigd zijn. De<br />

berekende transporten bevatten hierdoor een bepaalde mate van onzekerheid. Belangrijker is dat<br />

de ‘dunetrack’-formule eigenlijk bedoeld is om per duin het bodemtransport te berekenen, terwijl in<br />

dit onderzoek het bodemtransport per loding (duinentrein) berekend wordt. Dit gebeurt door de<br />

lodinggemiddelde duinhoogte, vormfactor en migratiesnelheid met elkaar te vermenigvuldigen,<br />

hetgeen niet noodzakelijkerwijs hetzelfde resultaat oplevert als eerst per duin de hoogte, snelheid<br />

en vormfactor te vermenigvuldigen en dan de uitkomsten te middelen tot een gemiddeld transport<br />

per loding (zie bijlage 4). Ook dit is een bron van onzekerheid, welke echter moeilijk te<br />

kwantificeren is. Een andere vorm van onzekerheid is het gevolg van de integratie van de<br />

transporten over de breedte van de rivier. Hier is ervan uitgegaan dat in de zone waar geen duinen<br />

voorkomen ook het bodemtransport nul was, hetgeen zeker niet het geval hoeft te zijn. Echter, de<br />

Delft Nile Samplermetingen suggereren dat het bodemtransport buiten de duinenstrook klein is<br />

(§5.1), en dat de onzekerheid als gevolg van de integratiemethode klein is.<br />

Natuurlijke variabiliteit in de afmetingen van duinen zorgt voor onzekerheid omdat dit het<br />

moeilijk maakt om een karakteristieke, gemiddelde waarde van bijvoorbeeld de duinhoogte te<br />

berekenen voor een loding. De onzekerheid in de lodinggemiddelde duinhoogte kan vrij eenvoudig<br />

gekwantificeerd worden door de standaarddeviatie te berekenen van de hoogtes van de<br />

afzonderlijke duinen en deze om te rekenen naar een standaardfout (de standaardfout is een<br />

statistische maat voor de onzekerheid). Op soortgelijke wijze kan de onzekerheid in de<br />

lodinggemiddelde waarde van de andere duinkarakteristieken berekend worden. Door deze<br />

onzekerheden voort te planten via analytische regels kan ook een idee verkregen worden van de<br />

onzekerheid in het bodemtransport. Dit is de methode die gevolgd is om de onzekerheden in de<br />

berekende duinkarakteristieken en bodemtranporten op de IJsselkop te bepalen. In de volgende<br />

paragrafen wordt de methode nader beschreven. De resultaten zijn te vinden in hoofdstuk 4.<br />

De onzekerheid in de lodinggemiddelde duinhoogte, duinlengte en vormfactor<br />

Voor de meeste lodingen waren de duinhoogte-, duinlengte- en vormfactorwaarden van de<br />

afzonderlijke duinen bekend. Op basis van deze waarden kon -behalve de lodinggemiddelde<br />

duinhoogte, duinlengte en vormfactor- ook eenvoudig de bijbehorende standaarddeviatie (s X ) en<br />

standaardfout (= onzekerheid) (SF X,L ) bepaald worden.<br />

s<br />

X<br />

=<br />

∑ ( X ) 2<br />

i<br />

− XL<br />

SF<br />

,<br />

n − 1<br />

d<br />

X L<br />

=<br />

s<br />

X<br />

n<br />

d<br />

met: X i de waarde van een duinkarakteristiek (duinlengte, duinhoogte of vormfactor) van een<br />

afzonderlijke duin, X L de gemiddelde waarde van een duinkarakteristiek in een loding en n d het<br />

aantal duinen in een loding.<br />

Voor sommige lodingen kon de lodinggemiddelde duinlengte en –hoogte niet berekend worden<br />

door middeling van de waarden van de afzonderlijke duinen. In deze gevallen is de<br />

lodinggemiddelde waarde meestal bepaald door interpolatie tussen de twee omliggende, wel<br />

bekende waarden (§3.1.9). Omdat de geïnterpoleerde waarde gebaseerd is op twee (!) bekende<br />

54

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!