15.11.2013 Views

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

Eigentijds rapport - Faculteit Geowetenschappen - Universiteit Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoewel de maximale hoeveelheid transport<br />

800<br />

tijdens de afvoergolf van januari 2004 vrijwel gelijk<br />

was aan het maximale transport in november 2002<br />

600<br />

(fig. 30), was het gedrag van de afzonderlijke<br />

riviertrajecten zeer verschillend (fig. 29). In traject<br />

400<br />

A (Pannerdensch Kanaal) was het transport<br />

maximaal tijdens de passage van de afvoerpiek,<br />

maar in traject B had het transport zijn maximale<br />

waarde al bereikt ruim voor de afvoerpiek.<br />

Gedurende het verloop van de afvoergolf nam het<br />

200<br />

0<br />

transport hier steeds verder af. Het<br />

bodemtransport in traject D (Nederrijn) nam toe<br />

gedurende de periode van afvoerstijging en begon<br />

pas na de passage van de piekafvoer te dalen. In<br />

traject E bleef het transport aanvankelijk constant.<br />

Pas toen de afvoer al lang en breed aan het dalen<br />

was, begon hier het transport toe te nemen.<br />

Traject F vertoont een nog extremer beeld. Hier<br />

daalde het transport tijdens de periode van<br />

afvoerstijging, en steeg het transport tijdens de periode van afvoerdaling.<br />

Maximum bodemtransport<br />

(m 3 /dag)<br />

A B D E F G H I<br />

Riviersectie<br />

2002<br />

2004<br />

Figuur 30 Maximum bodemtransport (incl.<br />

poriën) in de verschillende riviertrajecten<br />

gedurende de afvoergolven<br />

van november 2002 en januari 2004<br />

op basis van multibeammetingen.<br />

Dit alles betekent dat er tijdens de afvoergolf van 2004 een stroomafwaartse verschuiving<br />

optrad in het moment van maximaal transport. In traject B was het transport immers het grootst<br />

vóór de afvoerpiek; in traject D was het transport het grootst òp de afvoerpiek en in traject E en F<br />

was het transport het grootst ná de afvoerpiek. Of ook in de IJssel (traject G, H en I) een dergelijk<br />

fenomeen optrad, is onbekend als gevolg van de grote onzekerheidsmarge rond de berekende<br />

IJsseltransporten (fig. 29).<br />

Het grote verschil in gedrag tussen de verschillende riviersecties betekent dat de<br />

sedimentboekhouding per meetdag niet kloppend is. De hoeveelheid sediment die aan het einde<br />

van het Pannerdensch Kanaal in beweging is, is soms veel groter (tot 78%) en soms veel kleiner<br />

(tot 38%) dan de hoeveelheid sediment die tegelijktijd in beweging is in het begin van de Nederrijn<br />

en het begin van de IJssel. Gemiddeld over de afvoergolf is de sedimentboekhouding wèl kloppend:<br />

al het sediment dat gedurende de afvoergolf aangeleverd werd door het Pannerdensch Kanaal<br />

stroomde ook de IJssel en de Nederrijn in.<br />

4.1.6 De verdeling van bodemtransport over het splitsingspunt en over de<br />

rivierbreedte<br />

Om de verdeling van het bodemtransport over het splitsingspunt te bepalen is het transport in de<br />

eerste traject van de Nederrijn (D) vergeleken met het transport in de eerste traject van de IJssel<br />

(G). Uit figuur 31 blijkt dat de hoeveelheid sediment die de IJssel instroomde steeds slechts 11%<br />

bedroeg van de totale hoeveelheid sediment die de IJsselkop passeerde, terwijl de IJssel wel 43%<br />

van de waterafvoer ontving (hoofdstuk 2). De Nederrijn ontving 89% van het sediment en 57%<br />

van het water. De waarden verschilden nauwelijks tussen de afvoergolven van 2002 en 2004. Ook<br />

gedurende de afzonderlijke afvoergolven was er nauwelijks verschil in de sedimentverdeling,<br />

ongeacht de grote verandering in<br />

waterafvoer.<br />

Bij een inspectie van de variatie in<br />

bodemtransport over de rivierbreedte<br />

(bijlage 13-15) blijkt dat het transport vrij<br />

uniform verdeeld was over de<br />

duinenstrook. Pas nabij de randen van de<br />

duinenstrook liep het transport (vaak vrij<br />

abrupt) naar beneden, zodat de<br />

transportzone in de rivier steeds iets<br />

smaller was dan de duinenstrook. De<br />

transportzone in het Pannerdensch Kanaal<br />

liep ongeveer van 45 meter links van de<br />

as tot 25 meter rechts ervan. In de<br />

Nederrijn lag de transportzone meer in<br />

het midden van de rivier, ongeveer van<br />

30 meter links van de as tot 30 meter<br />

rechts van de as. Het transport in de<br />

IJssel vond plaats tussen 20 meter links<br />

Aand eel in he t totaal<br />

bodemtransport (%)<br />

100<br />

75<br />

50<br />

25<br />

Figuur 31<br />

Ne de rrijn<br />

IJssel<br />

0<br />

16 19 22 26 29<br />

6 14 22<br />

Januari 2004 November 2002<br />

De relatieve verdeling van het bodemtransport<br />

(incl. poriën) over de IJssel en de Nederrijn<br />

tijdens de afvoergolven van januari 2004 en<br />

november 2002 op basis van<br />

multibeammetingen.<br />

27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!