alkemade landelijk gebied west

Bijlage 1. Beleidskader
1
Algemeen
De ruimtelijke problematiek van het landelijk gebied wordt steeds complexer. Vooral in de landbouw
doen zich ingrijpende veranderingen met de nodige ruimtelijke consequenties voor. Deze
dynamiek binnen de agrarische sector is van invloed op andere belangrijke functies in het landelijk
gebied. Deze functies, waaronder natuur en recreatie, zullen op hun beurt in toenemende
mate ruimte claimen in het plangebied, al dan niet verweven met de agrarische functie en met
elkaar. In antwoord hierop hebben rijk en provincie een nieuwe inhoud gegeven aan het beleid
voor het landelijk gebied. Essentiële elementen in deze nieuwe planningsopgave zijn: het "veelkleurige"
koersenbeleid, integratie en afstemming van ruimtelijk beleid, milieubeleid en waterbeleid,
verbrede plattelandsontwikkeling en het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit, dit alles
onder de centrale doelstelling van duurzame ontwikkeling.
Het voorgaande betekent dat de ruimtelijke ordening in het landelijk gebied moet zorgen voor
behoud van ruimtelijke kwaliteit, met name wat betreft diverse stabiliteit behoevende kwetsbaarheden
(natuur, landschap, cultuurhistorie, milieu). Anderzijds moet echter ook ruimte worden
geboden voor economische ontwikkelingsmogelijkheden, primair voor de landbouw. Dit in
het besef dat de landbouw in ruimtelijk-functionele zin de belangrijkste gebruiker en beheerder
van het landelijk gebied is en moet blijven ("plattelandsvernieuwing").
Het hierboven beschreven veranderingsproces creëert een spanningsveld waarbinnen sturing
en regulering vereist zijn van diverse perspectieven en ontwikkelingsmogelijkheden. Dit vergt
samenhang en afstemming tussen ruimtelijk beleid, milieubeleid en waterbeleid. Deze afstemming
en samenhang zijn ook voor uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van beleid van grote
betekenis. De beoogde uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid noodzaken op hun beurt tot
scherpe selectiviteit in bestemmingsregelingen (regel niet meer dan noodzakelijk is, maar regel
het nodige goed) en toepassing van globaliteit en flexibiliteit (beleidsmatig inspelen op ontwikkelingen
in de toekomst).
Ook in het plangebied zijn de genoemde veranderingen en beleidsthema's volop aan de orde.
De wens van het gemeentebestuur om tot een nieuw bestemmingsplan Landelijk Gebied West
te komen, sluit dan ook aan op de algemeen gevoelde behoefte aan een nieuwe generatie
plannen voor het landelijk gebied, waarin ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, uitvoeringsgerichtheid
en handhaafbaarheid centraal staan.
Deze nieuwe bestemmingsplannen dienen overigens niet alleen te worden gebaseerd op het
tamelijk abstracte beleid van rijk en provincie. Het oplossen van de specifieke problemen in het
plangebied en het benutten van eigen kansen en mogelijkheden (bijvoorbeeld voor de landbouw)
vereisen juist een visie vanuit "het maaiveld". Ook toepasbaarheid, handhaafbaarheid en
draagvlak vragen om een dergelijke benadering.
De nieuwe planningsopgaven dienen dus vertaald te worden naar de specifieke omstandigheden
en ontwikkelingen in het landelijk gebied van de gemeente. De programmering vanuit het
beleidskader van de hogere overheden dient daarbij gebiedsspecifiek te worden afgestemd op
de bijzondere kenmerken en mogelijkheden van het plangebied.
In dit verband is het ROM-project Groene Hart van belang. In dat kader is extra inzet toegezegd
voor het stimuleren van natuurontwikkeling, ontwikkeling van recreatie, verbetering van de milieu-
en waterkwaliteit en aanpassing van de agrarische structuur.
De gemeentelijke beleidsvisie vormt zo het "scharnierpunt" tussen de programmering van "boven
naar beneden" (rijk/provincie) en de programmering van "beneden naar boven" (gebiedsspecifiek,
"vanaf het maaiveld").
In de hierna volgende paragrafen zal nader worden ingegaan op de thans geldende beleidskaders
van rijk en provincie ten aanzien van ruimtelijke ordening, milieu- en waterkwaliteit en
sectoraal beleid.
Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
103.7913.00