inventarisatierapport tink om e tsjerken - Provincie Fryslân
inventarisatierapport tink om e tsjerken - Provincie Fryslân
inventarisatierapport tink om e tsjerken - Provincie Fryslân
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
HOOFDSTUK 8 Conclusies<br />
restauratieachterstand relatief groter is bij kerken met een kerkhof en een belangwekkend<br />
interieur, (b)lijkt logisch. Eerder werd al geconstateerd dat de restauratieachterstand groter<br />
is naarmate de cultuurhistorische waarde hoger is. De aanwezigheid van een waardevol<br />
interieur is daar een onderdeel van. Echter, ook de aanwezigheid van een kerkhof lijkt de<br />
achterstand te vergoten. Bevestigd wordt wel dat de aanwezigheid van een waardevol<br />
interieur en een kerkhof als een belemmerende en (dus ook) kostenverhogende factor moeten<br />
worden gezien.<br />
Voor de mogelijk vrijk<strong>om</strong>ende kerken geldt dat de monumentale waarde<br />
gelijk opgaat met de aanwezigheid van een kerkhof en/of waardevol<br />
interieur<br />
Gesteld kan worden dat van de groep van 180 kerken voor het gebruikspotentieel die een<br />
hoge architectonische waarde hebben, 9% een kerkhof heeft (aangrenzend en rond<strong>om</strong>),<br />
7% een waardevol interieur heeft en 6% (belemmerende) <strong>om</strong>gevingsfactoren kent. Van de<br />
kerken die een interieur met hoge waarde hebben, heeft 80% een kerkhof (aangrenzend en<br />
rond<strong>om</strong>), 70% een waardevol interieur volgens de kerkeigenaar en 6% (belemmerende)<br />
<strong>om</strong>gevingsfactoren. Van de kerken die een kerkhof (aangrenzend en rond<strong>om</strong>) hebben, is het<br />
interieur in 8% van de gevallen van hoge waarde, in 1% ‘gemiddeld’ en in 1% van ‘lage’<br />
waarde. Van de kerken die volgens de eigenaren een belangwekkend interieur hebben, is<br />
volgens de ‘experts’ het interieur in 1% van de gevallen ook van hoge waarde, in 0%<br />
‘gemiddeld’ en 19% van ‘lage’ waarde. Bij de groep gebruikspotentieel van 180 kerken, zijn<br />
deze percentages respectievelijk 6%, % en 0%. De eigenaren lijken het interieur van hun<br />
kerk dus belangwekkender te vinden of hechten er meer ‘belevingswaarde’ aan dan de<br />
‘experts’ aan het gebouw toekennen op grond van monumentale waarden van het interieur.<br />
Samenvatting<br />
Hoe staan de kerken er in Fryslân (bouwkundig) bij, en wat zijn daarbij de<br />
eventuele restauratie-achterstanden?<br />
De algehele bouwkundige conditie van de historische Friese kerk is ‘redelijk’. Met groot onderhoud<br />
zijn deze kerken in goede staat te houden of te brengen, waarbij veelal herstel of<br />
een (deel)restauratie nodig is. Dit wil niet zeggen dat er niets nodig is <strong>om</strong> het in die redelijke<br />
staat te houden of in betere staat te brengen. Over de gehele linie gen<strong>om</strong>en staan<br />
de rijksmonumenten er bouwkundig iets beter voor dan de niet-rijksmonumenten. In het algemeen<br />
is het met de bouwkundige conditie iets minder gesteld bij de doopsgezinde,<br />
ro<strong>om</strong>s-katholieke en (PKN) gereformeerde kerken.<br />
De instandhoudingbehoefte van alle kerken in Fryslân waarin nog ‘gekerkt’ wordt, is € 55,<br />
miljoen in 6 jaar. De instandhoudingbehoefte ligt bij de rijksmonumenten hoger, met een<br />
belangrijk deel (18%) in de duurdere restauraties van boven de € 00.000). Om de nietrijksmonumenten<br />
in stand te houden zijn kleinere bedragen nodig (60% < € 100.000). De<br />
kleinere doopsgezinde en ‘overige’ kerken vergen duidelijk minder aan instandhouding dan<br />
de grotere hervormde kerken. De echt grotere ro<strong>om</strong>s-katholieke kerken hebben een<br />
significant grotere instandhoudingbehoefte. De instandhoudingbehoefte is bij 7% van de<br />
rijksmonumenten en bij 96% van de niet-rijksmonumenten met minder dan € 00.000<br />
per kerk in 6 jaar te realiseren. Voor wat de rijksmonumenten betreft is de instandhoudingbehoefte<br />
en de restauratie-achterstand op een enkel geval na, op te lossen met de ’opgerekte’<br />
financiële mogelijkheden in de BRIM voor wat betreft het rijksdeel (65% subsidie). Het eigen<br />
aandeel van de kerkeigenaren - de niet gesubsidieerde subsidiabele kosten (5%) en de nietsubsidiabele<br />
kosten – blijft daarbij problematisch. Hoewel er relatief gezien minder geld nodig<br />
is voor de niet-rijksmonumenten, is de financiële situatie voor deze groep nog minder<br />
rooskleurig aangezien daar geen rijksmiddelen tegenover staan en vrijwel geen middelen van<br />
de locale en provinciale overheid.<br />
67