Dekweekvanalikruiken - HZ University of Applied Sciences
Dekweekvanalikruiken - HZ University of Applied Sciences
Dekweekvanalikruiken - HZ University of Applied Sciences
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Verkennend onderzoek naar de kweek van alikruiken<br />
6.5 Discussie<br />
De berekende theoretische voedselbehoefte blijkt ook in dit experiment tot een factor<br />
2 te laag. De literatuur kwam hier niet overeen met de daadwerkelijke<br />
voedselbehoefte, de alikruiken aten sneller dan gedacht was. Voor de verklaring<br />
hiervan wordt verwezen naar § 5.5 van dit verslag.<br />
De gebruikte bi<strong>of</strong>ilm tijdens dit experiment was bi<strong>of</strong>ilm van 50 dagen en ouder. Deze<br />
oude bi<strong>of</strong>ilm kan een verminderde voedingswaarde hebben en bevatte tevens veel<br />
vlokreeftjes, garnaaltjes en incidenteel nematoden. Deze organismen vormen<br />
voedselconcurrenten voor de alikruiken en hebben naar alle waarschijnlijkheid<br />
meegegeten van de bi<strong>of</strong>ilm, een van de oorzaken (naast het feit van de foute<br />
theoretische berekening) dat de bi<strong>of</strong>ilm te snel op was.<br />
Van oude bi<strong>of</strong>ilmen is tevens bekend dat ze een lage N:C ratio hebben: 0,05 tegenover<br />
0,15 in jonge actieve bi<strong>of</strong>ilm (Rijstenbil, pers.med.). Hierdoor kan de alikruik meer<br />
geïnvesteerd hebben in schelpgroei, waar bijna geen N voor nodig is, dan in<br />
vleesgroei. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat de schelplengte wel is<br />
toegenomen, maar het vleesgewicht niet.<br />
Het aantal individuen per bakje was bepaald op basis van een theoretische berekening<br />
van voedselbehoefte. Hierdoor liep het aantal individuen per bakje sterk uiteen,<br />
variërend van 4 tot 112. Tijdens het verversen van het water, wat om de dag<br />
plaatsvond is hier geen rekening mee gehouden. Een grotere dichtheid veroorzaakt<br />
meer vervuiling en staat eerder bloot aan zuurst<strong>of</strong>tekort. Dit is waarschijnlijk ook<br />
mede de oorzaak geweest van de sterfte tijdens het experiment.<br />
Deze sterfte heeft vooral plaatsgevonden bij de grootteklasse van 8mm. Deze kleine<br />
alikruiken hebben misschien ook de oude bi<strong>of</strong>ilm niet goed op kunnen nemen.<br />
De schelplengte van de alikruiken is niet per individu gemeten, maar als groep.<br />
Hierbij wordt de gemiddelde beginmeting vergeleken met de gemiddelde eindmeting,<br />
waardoor een kleine fout kan ontstaan in de resultaten. Hier is voor gekozen omdat er<br />
gewerkt werd met kleine alikruiken, die niet makkelijk gemerkt en uit elkaar konden<br />
worden gehouden. Achteraf was het voor de grootteklassen van 13mm en 18mm wel<br />
geschikt geweest en hadden de resultaten nog beter weergegeven kunnen worden.<br />
Bij eerdere onderzoeken (Seafish Report, 1998 en Petraitis, 2002) zijn grotere<br />
waarden gevonden in schelpgroei (tot 3 mm) in een zelfde periode, dan in dit<br />
onderzoek (maximaal 0,53mm).<br />
Omdat bij aanvang van het experiment niet het drooggewicht van de alikruiken die<br />
daadwerkelijk gebruikt werden in het experiment bepaald kon worden, is van een<br />
referentiegroep een 0-meting gedaan met 20 alikruiken. Deze kan afwijken van de<br />
daadwerkelijke vleesgewicht tijdens aanvang van het experiment en kan dus mogelijk<br />
een scheef beeld geven van de verandering in vleesgewicht. De metingen van het<br />
droog vleesgewicht betr<strong>of</strong> hele kleine waarden, waardoor fouten kunnen ontstaan.<br />
De standaardfout van de analytische balans kon niet achterhaald worden.<br />
45