10.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

asis van deze aanname is besloten dat pas dan een representatief deel van een fractie is onderzocht,wanneer in 10 achtereenvolgend onderzochte petrischaaltjes met een diameter van 8 centimeter geennieuwe soorten of taxa zijn aangetroffen.Na de analyse zijn de aantallen plantenresten per fractie omgerekend naar het monstervolume.Daarbij zijn alle waarden afgerond op hele getallen. Van 10 van de vroeger gezeefde monsters vanDordrecht kon in de documentatie het uitgangsvolume niet worden achterhaald. Van deze monsterszijn de aantallen per fractie bij elkaar opgeteld. Dit betekent dat de verkregen waarden minimaleaantallen zijn! De echte waarden liggen vrijwel zeker veel hoger, want daar waar het uitgangsvolumewel was genoteerd, blijkt dat doorgaans op de zeef met maaswijdte 0,50 mm minder volume werdgezeefd dan op de zeven met maaswijdten van 2,50 en 1,00 mm.In de monsters kwamen naast plantenresten ook dierlijke resten voor. Deze resten zijn niet geteld.Wel is aangegeven of in een monster veel of weinig dierlijke resten voorkomen. Mocht in de toekomstonderzoek aan het dierlijk materiaal nodig blijken, dan zijn de geschikte monsters snel te selecteren.2.3 STUIFMEEL EN MICRO-ORGANISMENVoor het onderzoek naar stuifmeel en micro-organismen kwamen alleen de 14 ongezeefde monstersvan Dordrecht in aanmerking. Van deze 14 monsters zijn deelmonsters genomen voor onderzoek aanstuifmeel en micro-organismen. De monsters zijn afkomstig uit verschillende contexten: zes kwamenuit ophogingslagen, zes uit beerputten en twee uit afvalkuilen. De bereidingsprocedure om hetstuifmeel en de micro-organismen uit de grond te winnen was voor alle monsters gelijk en is op tweemonsters na door Ruud de Man (ROB) uitgevoerd. Twee monsters zijn door Kees Troostheide (IPP) depollenkorrels geïsoleerd. Beiden hebben daartoe het recept van Faegri en Iversen gevolgd. 33Bij het analyseren is onderscheid gemaakt tussen de residu's uit de ophogingslagen enerzijds en debeerputten en afvalkuilen anderzijds. In de residu's uit de ophogingslagen is de verhouding tussen deverschillende soorten en typen stuifmeel vastgesteld, omdat deze lagen naast informatie over voedselen afval mogelijk informatie bevatten over de aard en de herkomst van het ophogingsmateriaal. Teneinde een representatief beeld van de verhouding tussen de soorten en typen te verkrijgen is gekozenvoor een totaal pollensom waarbij per residu in principe 500 stuifmeelkorrels zijn geteld. Van éénmonster was echter de dichtheid aan stuifmeel zo laag dat de pollensom bij lange na niet kon wordengehaald. Een ander monster (nummer 1) met een lage dichtheid leverde zelfs na het tellen van tweepreparaten nog geen pollensom van 500. De residu's uit beerputten en afvalkuilen zouden alleen op deaanwezigheid van voedselgewassen worden gescand. Deze zijn echter toch geteld, waarbij in principeeenzelfde pollensom is aangehouden. Tevens zijn alle residu's onderzocht op herkenbare microorganismen,waaronder darmparasieten. Hierbij zijn de aanwezige soorten genoteerd en is eenschatting van het aantal gemaakt.33 Faegri & Iversen 1975.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!