10.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

zullen niet in de nabijgelegen omgeving van Dordrecht hebben gegroeid. Waar precies de akkersgedacht moeten worden is niet goed te zeggen. Het wintergraan waarmee deze onkruiden ongetwijfeldzijn aangevoerd kan in Nederland zijn verbouwd. Het is echter niet ondenkbaar dat het graan uit Oost-,Centraal- of Zuid-Europa is aangevoerd.FASE III en IV: 1450-1650Van Dordrecht stonden ons 3 monsters uit FASE III en 9 uit FASE IV ter beschikking. Van Nijmegenbetrof het 1 monster uit FASE III en 2 uit FASE IV. Het materiaal uit Nijmegen was arm aan resten. Hetassemblage aan wilde planten lijkt voor wat betreft Dordrecht voor beide fasen veel op elkaar. Omdeze redenen worden FASE III en IV gezamenlijk besproken.Waterplanten, planten van oevervegetaties alsmede soorten van natte ruigten worden nauwelijks meeraangetroffen. Uitzondering hierop vormt de aanwezigheid van Matten-/Ruwe bies (Scirpus lacustris)en Heen (Scirpus maritimus). Paap suggereert dat de aanwezigheid van deze soorten duidt ophuishoudelijke activiteiten zoals het matten van stoelen of het maken van manden. 170 Ook soorten vanvenige bodem zijn nagenoeg afwezig, met uitzondering van de soorten die waarschijnlijk om hunvoedings- of gebruikswaarde zijn verzameld. Typische planten van veengebieden, die na de St.Elizabeth vloed nog ten noorden van de Merwede aanwezig moeten zijn geweest, zijn op de bekendeStruikhei en Dophei na niet gevonden. Een beetje verrassend is dit toch wel, want in het assemblageaan voedselplanten is Boekweit (Fagopyrum esculentum) vanaf FASE II een veel voorkomendmeelprodukt. Van Boekweit is bekend dat het op veengrond werd verbouwd in zogenoemdeBoekweit-brandculturen. In de assemblage aan wilde planten zijn geen aanwijzingen gevonden overde herkomst van de Boekweit.Zoals ook in de vorige twee fasen zijn soorten van bossen en struwelen slechts spaarzaam aanwezig.De soorten die zijn gevonden, hebben meestal een waarde als voedselplant, zoals de al genoemdeHazelaar en Aardbei alsmede de verschillende soorten Braam (Rubus caesius en Rubus fruticosus s.l.).Binnen de pioniersvegetaties, valt voor Dordrecht het toegenomen aandeel van planten vanwintergraanakkers op. Het betreft de planten die in tabel 11 met de letter w zijn aangeduid. Allegevonden soorten zoals Driehoornig walstro (Galium tricornutum), Akkerboterbloem (Ranunculusarvensis) en Gewone veldsla (Valerianella locusta) kunnen in de al in FASE II genoemdeakkeronkruidgemeenschappen voorkomen. 171 In de ligging van wintergraanakkers kunnenveranderingen zijn opgetreden. Bij het bespreken van de vorige fasen is verondersteld dat hetwintergraan voornamelijk van de Pleistocene gebieden van Nederland betrokken werd of eventueel uitOost-, Centraal- of Zuid-Europa werd aangevoerd. In FASE III en IV is de landschappelijke situatie tenzuiden van Dordrecht, als gevolg van de St. Elizabeth vloed drastisch gewijzigd. Direct na dezegebeurtenis is men met het inpolderen van land begonnen; land dat niet meer veen maar klei alsondergrond had. Het is niet ondenkbaar dat hierop wintergraan kon worden verbouwd.Hoewel het botanisch gezien mogelijk is dat de meeste meelprodukten in Nederland verbouwdkunnen zijn, zijn er onkruiden die wijzen op een ander herkomstgebied. Het betreft het akkeronkruidVinkezaad (Neslia paniculata) en een onkruid van rijstvelden de Stekelige bies (Scirpus mucronatus).De Stekelige bies komt van nature voor op natte, stikstofrijke en slikrijke bodems in warme totsubtropische delen van de wereld. In de Gustav Hegi Illustrierte Flora von Mittel-europa worden devolgende gebieden genoemd: West-, Midden-, Zuid- en Oost-Europa, Afrika, Centraal-, West-, Zuid-170 Paap 1983a, 5-6.171 De Standaardlijst van de Nederlandse flora (Van der Meijden et al. 1984) deelt de Gewone veldsla in bij de planten van droge, neutralegraslanden (6b). In Westhoff en Den Held (1969) wordt de soort genoemd als een akkeronkruid tussen wintergraan.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!