10.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

zeggen, dat planten die op een overeenkomende standplaats groeien en in eenzelfde vegetatiestructuurbij elkaar worden geplaatst. Zo worden bijvoorbeeld alle planten van kalkrijke akkers in dezelfdeecologische groep geplaatst (1b). Deze indelingmethode is in de zeventiger jaren door Van Maarelontwikkeld en resulteerde in de Standaardlijst van de Nederlandse flora. 36 Van der Meijden geeft tweeknelpunten voor het gebruik van deze indeling. 37 Hij schrijft:"Ten eerste zijn de kenmerken die bij de indeling zijn gehanteerd, niet eenduidig omschreven, zodat deindeling niet goed toetsbaar is. Een tweede beperking is het feit dat een soort altijd in één soortengroepdient te worden ingedeeld, ongeacht de ecologische amplitudo van de soorten."Bij de indeling, die door Runhaar et al. is ontwikkeld, is uitgegaan van ecotopensystemen. 38 Dat wilzeggen dat de standplaats van een soort belangrijk is en de planten ingedeeld worden op abiotischefactoren als bodemvochtigheid, zuurgraad en voedselrijkdom. Een plant als Driehoornig walstro(Galium tricornutum) is in deze indeling een pionier van kalkrijke, vochtige en matig voedselrijkebodem (Pkr47). Volgens de Standaardlijst van de Nederlandse flora (de hierboven genoemde indeling)wordt Driedoornig walstro ingedeeld in de groep van de kalkrijke akkers. Dat de plant in principe ookbuiten die akkers voor kan komen, namelijk als pionier op kalkrijke bodem, wordt daarmee nietduidelijk. De benadering door Runhaar et al. lijkt daarmee objectiever en mijns inziens beter als basisvoor de interpretatie van archeologisch data. Een nadeel is dat deze indeling niet gebruiksvriendelijk isen daarmee niet goed leesbaar voor een niet-florist.Een derde hier genoemde mogelijkheid om planten te groeperen, is op basis vanplantengemeenschappen. Voor Nederland hebben Westhoff en Den Held baanbrekend werk verricht. 39Plantengemeenschappen zijn groepen planten die op overeenkomstige standplaatsen voorkomen in eenvergelijkbare samenstelling van soorten. Bij deze indeling wordt niet, zoals bij de eerste tweegenoemde indelingen, uitgegaan van de individuele soort, maar van een samenhangende vegetatie meteen N-aantal soorten. Planten kunnen in verschillende gemeenschappen voorkomen. De samenstellingvan soorten in de groep bepaalt daarmee de naam van de betreffende plantengemeenschap.In het archeologisch onderzoek hebben we meestal te maken met plantenresten die bewust ofonbewust door mensen in een nederzetting zijn gebracht. Dat betekent dat de informatie over desamenhang die tussen de soorten aanwezig was - informatie over de plantengemeenschappen -verloren is gegaan. Om te kunnen achterhalen waar de wilde planten vandaan kwamen en uit welktype vegetatie ze afkomstig zijn, moet mijns inziens in eerste instantie uitgegaan worden van eenfloristische indeling (bijvoorbeeld een indeling via de Standaardlijst van de Nederlandse flora of viaecotopensystemen). Dat hoeft geen argument tegen het gebruik van de indeling van Westhoff en DenHeld zijn, dat wil zeggen, als het aannemelijk is dat de gevonden planten uit de directe omgeving vande nederzetting afkomstig zijn. Voor prehistorische nederzettingen kan gesteld worden dat deplantenresten in principe afkomstig zijn van lokaal gegroeide planten. In deze gevallen is het indelenvan de planten naar Westhoff en Den Held geen probleem, als men zich maar realiseert dat menhedendaagse plantengemeenschappen als referentie voor die van vroeger gebruikt. Van stedelijkecontexten in de Middeleeuwen is echter bekend dat planten over grote afstand en van heel diverseplaatsen zijn aangevoerd. Het is dan ook niet raadzaam om planten uit Middeleeuwse (en vooralstedelijke) contexten in plantengemeenschappen in te delen voordat onderzocht is wat de groeimogelijkhedenvan de individuele planten zijn.In het botanisch onderzoek van Dordrecht en Nijmegen is dan ook eerst uitgegaan van de gevondenflora. Dat wil zeggen dat per soort de standplaats en de daarbij behorende milieutypen is vastgesteld36 Van der Meijden et al. 1984.37 Van der Meijden 1996, 27.38 Runhaar et al. 1987.39 Westhoff en Den Held 1969.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!