Ook Raapzaad is een gewas waarvan de zaden een hoog gehalte aan olie hebben. De olie vondechter geen toepassing in de mosterdbereiding. Afgaande op schriftelijke bronnen werd de olie("raeptsmout") vooral tijdens de vasten, wanneer dierlijke vetten verboden waren, voor de maaltijdbereidinggebruikt. Het schijnt in de Middeleeuwen niet primair om de oliehoudende zaden verbouwd tezijn geweest. Het werd geoogst van een rapengewas dat als groente werd verbouwd en waarvan eendeel in de winter op de akker bleef staan. In het voorjaar schoten de overgebleven rapen in bloeiwaarna het zaad geoogst werd. 62 Indirect zou de vondst van Raapzaad dus een aanwijzing zijn voor deverbouw van rapen. In hoeverre de vondst van Raapzaad geïnterpreteerd mag worden als bewijs voorhet lokaal persen van olie is onduidelijk. In het hele Hanze-gebied was destijds namelijk ook kant enklare raapolie te koop. 63Maanzaad is in de Late Middeleeuwen eveneens als olie-leverancier in ons land verbouwd.Maanzaadolie was destijds echter kant en klaar te koop. De vondst van zaden kan dan ook op eenander gebruik wijzen, zoals bijvoorbeeld als smaakmaker op allerlei gebak of als geneesmiddel.Wat de groenten en keukenkruiden betreft valt een vroege vondst van Cucumis sativus op. HoewelKomkommer de officiële Nederlandse naam is, behoort de augurk tot dezelfde soort. UitMiddeleeuwse context waren in Nederland nog geen vondsten van Komkommer bekend. UitMiddeleeuwse schriftelijke bronnen blijkt dat komkommers in de landen om ons heen al wel bekendwaren, al is het niet altijd duidelijk wat met een bepaalde gewasnaam bedoeld werd. De namen die inhet verleden voor komkommerachtigen (Meloen, Pompoen, Kalebas, Komkommer) werden gebruikt,zijn namelijk nogal eens met elkaar verward. Welke gewassen bijvoorbeeld met "cucumerus"(Capitulare de villis, circa 800) of "cucumer" (Albertus Magnus, 13 e eeuw) worden bedoeld, is danook helemaal niet zeker. Pas met het verschijnen van de eerste kruidenboeken in de 16 e eeuw wetenwe met zekerheid wat met "comcommeren" bedoeld wordt. Dodoens beschrijft in zijn uitgave van1554 onder deze naam een plant met vruchten die een wratachtig oppervlak hebben en duidelijk meerop onze tegenwoordige augurken lijken dan op komkommers. Komkommers zoals wij die kennen,beschrijft hij niet. Ook op schilderijen uit de 16 e eeuw, zoals de keuken- en marktstukken van JoachimBeuckelaer, komen dergelijke komkommers niet voor. De vroegste afbeelding van lange gladdekomkommers is pas te vinden in het kruidenboek van Joachim Camerarius uit 1586. 64 Het is dan ookwaarschijnlijk dat de "komkommers" die in FASE I op de markt van Dordrecht te koop waren, er uitzagen als augurken.De overige groenten en keukenkruiden uit FASE I zijn normale verschijningen in Middeleeuwsearcheologische context. Hoewel we aan de zaden niet kunnen zien of we met de in het wildvoorkomende Strandbiet (Beta vulgaris subsp. maritima) of met het gedomesticeerde gewas te makenhebben, is het aannemelijk dat de vondst van bietezaden in combinatie met andere resten vanconsumptieafval op consumptie van een gecultiveerd bietegewas duidt. We moeten hierbij denken aaneen gewas dat met onze huidige witstelige Snijbiet vergelijkbaar is. Rode bieten of Suikerbietenbestonden in de Middeleeuwen nog niet.Het is niet helemaal zeker of de vondst van Pastinaak (Pastinaca sativa) als bewijs voorconsumptie van deze plant gezien mag worden. Pastinaak komt namelijk ook in het wild voor, waarbijdient te worden opgemerkt dat zaden van de wilde plant en het gedomesticeerde gewas niet van elkaarte onderscheiden zijn. Bovendien is de kans dat zaden van het gecultiveerde gewas in archeologischecontext terecht komen klein. Pastinaak is een gewas dat pas in het tweede jaar zaad vormt, terwijl dewortels al in het eerste jaar geoogst worden. Het vroegste bewijs voor het bestaan van Pastinaak alscultuurgewas in ons land dateert uit de 14 e eeuw. Uit de landen om ons heen zijn wel vroegerevermeldingen bekend. Waarschijnlijk was gedomesticeerde Pastinaak ook in Nederland eerder62 Lindemans 1952 deel II, 270; Toxopeus 1984, 538.63 Van Winter 1982, 178.64 Körber-Grohne 1987, 305.
ekend. 65Een vergelijkbaar verhaal gaat op voor Selderij (Apium graveolens). Ook deze plant komt vannature in ons land voor. Als cultuurgewas was het al in de Romeinse Tijd bekend. In MiddeleeuwsDordrecht werd het blad ongetwijfeld als groente of keukenkruid gebruikt. Selderij-variëteiten metverdikte wortels bestonden in de Middeleeuwen nog niet. 66Bonekruid (Satureja hortensis) is in FASE I goed vertegenwoordigd. Zoals zo veel groenten enkruiden is Bonekruid van origine afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied. Het was al in deRomeinse Tijd in ons land bekend. 67 Vanaf die tijd wordt bonekruid in archeologische context af entoe gevonden.Jeneverbessen (Juniperus communis) werden in de Late Middeleeuwen als smaakmaker in allerleigerechten en dranken toegepast. Ook in de geneeskunde vonden de bessen een ruime toepassing. 68Gecultiveerd fruit is in FASE I goed vertegenwoordigd met Vijg (Ficus carica), Aardbei (Fragariaspec.), Appel (Malus sylvestris), Mispel (Mespilus germanica), Zwarte moerbei (Morus nigra), Zoetekers (Prunus avium), Zure kers (Prunus cerasus), Kroosje (Prunus domestica subsp. insititia), Peer(Pyrus communis), Druif (Vitis vinifera) en Perzik (Prunus persica). De zaden van Aardbei zijnafkomstig van Bosaardbei (Fragaria vesca) of Grote bosaardbei (Fragaria moschata). Evenals deFramboos (Rubus idaeus) en de Bosbes (Vaccinium spec.) zijn de aardbeien waarschijnlijk in het wildverzameld. Het vroegste schriftelijke bewijs dat aarbeien in tuinen werden verbouwen dateert uit 1397.Omstreeks deze tijd werden aardbeien in de omgeving van Brussel verbouwd. 69 Het betreftgecultiveerde bosaardbeien. Onze tegenwoordige aardbeien zijn pas vrij recente kruisingsproduktenmet Amerikaanse soorten. 70Hazelnoten (Corylus avellana) waren blijkbaar erg gewild in FASE I. De noten kunnen in het wildverzameld zijn, maar gezien de vele vermeldingen in veertiende eeuwse schriftelijke bronnen mag eencultuur worden verondersteld. Vooral uit Vlaanderen kwamen veel hazelnoten. 71 In de 14 e eeuwwerden vanuit Deventer en Kampen zelfs hazelnoten naar Engeland geëxporteerd. 72 Ook walnoten(Juglans regia) zijn in FASE I goed vertegenwoordigd. De vele vermeldingen van noten in rekeningenen registers van de Zuidhollandse tollen hebben allemaal betrekking op vervoer stroomafwaarts. 73Datzelfde geldt voor walnoten die onder andere naar Engeland werden geëxporteerd.Een unieke vondst is Katoen (Gossypium spec.). Katoenzaden zijn in Europa nog niet eerder inarcheologische context gevonden. Uit de rekeningen en registers van het tol bij Geervliet blijkt datdaar in 1370 "1 sac boemwolle" werd aangevoerd. 74 Uit de tolrekening blijkt niet met zekerheid inwelke vorm de Katoen werd aangevoerd. Hoewel Katoen veel verbouwd wordt vanwege de vezels,zijn er aanwijzingen dat in het verleden ook de zaden gebruikt werden. Zo zegt Dodoens in de eersteaflevering van zijn beroemde Cruydeboeck uit 1554 niets over het gebruik van de vezels. Slechts dezaden vinden volgens hem een toepassing, namelijk als potentieverhogend middel. Dit sluit natuurlijkniet uit dat in Laat-Middeleeuws Dordrecht zakken katoenvezels konden worden aangevoerd. Inonverwerkte katoen bevinden de zaden zich binnen in de vezelmassa.65 Van Haaster 1997.66 Körber-Grohne 1987, 241.67 Pals 1997.68 Bijvoorbeeld Vandewiele 1974, 74.69 Lindemans 1952 deel II, 206.70 Van Haaster 1997.71 Sangers 1952, 41.72 Sangers 1952, 23.73 Niermeijer 1968.74 Niermeijer 1968, 709.