woonde wat kleiner en moest het doen met minder bedienden en bescheidener genoegens.Deze levensstijl betekende een aanpassing aan het klimaat en aan de eisen, aan hetblanke prestige gesteld. Of men nu ambtenaar was of planter, ieder was op zijn gebiedeen 'toean besar' (grote heer), een met patriarchale macht beklede autoriteit. Me<strong>nl</strong>eefde met een huishoudster of was getrouwd met een Indo-Europese.Over de concubine of huishoudster of njai schrijft Nieuwenhuys: ' ... ze heeft hetkarakter en de kleur van de Indische same<strong>nl</strong>eving bepaald',61De njai was niet alleen de bedgenote van de man, zij was ook zijn verzorgster en demoeder van zijn kinderen. Zij hielp hem de eenzaamheid te dragen en fungeerde alstrait d'union met de Indonesische wereld.Aan de opvoeding van de halfbloedkinderen werd weinig gedaan. Onderwijs, en dannog enkel lager onderwijs, was nauwelijks bereikbaar.Erg verheugd waren de vaders dikwijls niet met hun kroost, dat dan geruisloos, metof zonder de moeder, in de kampong verdween.Door de Indonesische moeder en de bedienden opgevoed spraken de kinderen meestalMaleis, wat hun opname in de Nederlandse same<strong>nl</strong>eving later heel moeilijk maakte.En als de moeder geen Indonesische was, was er in elk geval de baboe, een vrouwelijkebediende, belast met de zorg voor het kleine kind, die dat kind vertrouwd maakte metde geestenwereld. Er waren gelukkige en slechte dagen, en het vaststellen daarvan wasgeen sinecure. Generaties van Indo-Europeanen zijn opgegroeid met de kruidenboekenvan mevrouw Kloppenburg-Versteegh 62 • Volgens de Indonesische traditie werd opmalam djoemahat (donderdagavond) menjan (wierook) gebrand, om de geesten gunstigte stemmen. Wijd verbreid was het geloof in goena goena of zwarte magie. Tot nade laatste wereldoorlog was goena goena in de denk- en gevoelswereld van de Indogroepopgenomen. In het algemeen konden ook de hogere strata der Indo-Europeanenzich niet aan dit geloof onttrekken, al zou men dat tegenover de nuchtere en bottetotoks zelden toegeven, uit vrees voor minder ontwikkeld te worden aangezien.Een naar mijn mening belangrijk facet van de culturele en sociale ontwikkeling van deIndo's is de taal.Spraken de mestiezen in de 18de eeuw overwegend een soort Portugees, gemengd metMaleis en wat Nederlands, na 1800 schijnt het Nederlands enig terrein te hebben gewonnen.Eerst na 1870 echter stegen de onderwijsbehoeften èn de mogelijkheden daartoe,hoewel pas omstreeks 1900 het onderwijs voor Europese kinderen van de grondschijnt te zijn gekomen.Indien wij beseffen dat de Indogeneratie, die omstreeks de eeuwwisseling schoolging,in de jaren dertig volwassen was, dan krijgt het voorgaande meer reliëf. De generatiedie, laten we zeggen, tussen 1925 en 1942, het ressentiment van de Indo vertolkte enaan zijn verwachtingen en teleurstellingen uiting gaf, groeide op in de moeilijke periodevlak vóór en vlak na de eeuwwisseling.In de 19de eeuw moet ook het pet joh zijn ontstaan, het zg. kromme Nederlands, waaroverde totoks zo'n plezier hadden.66
Het leren van goed Nederlands is de Indo's moeilijk genoeg gemaakt. Thuis Maleissprekend, vaak niet meer dan pasar-Maleis, door Veeneklaas, een 'Nederlands geleerde'citerend, genoemd 'Een taalachtig hulpmiddel van geringe omvang', 63 of eenmengvorm van Maleis en Nederlands, hadden de kinderen op school de grootstemoeite het onderwijs te volgen. Om twee redenen was en werd steeds meer het goedbeheersen van het Nederlands voor de Indo een noodzaak. Ten eerste, omdat voor deklerkenfuncties die hij ambieerde kennis van de Nederlandse taal meer en meer vereistwas. En ten tweede, omdat het Nederlands sociaal prestige gaf en behoorde bij zijnEuropeaanschap. Onder elkaar mocht men misschien algemeen het pet joh spreken,men stond er op dat de kinderen goed Nederlands leerden. In de jaren dertig was hetpet joh dan ook al verdreven naar de Indische paupermilieus, en sprak men in de Indomiddenklasseen hoger goed Nederlands. Wat voor de Indo's, en voor de Indonesiërsevengoed, het aa<strong>nl</strong>eren van Nederlands te moeilijker maakte, was dat het voor heneen boekentaal was, tevens een officiële taal, maar niet de levende taal van hun directeomgeving. Bepaalde Maleise woorden bleven het Nederlands, ook dat der langer inIndië verblijvende totoks, kenmerken, net als een emfase, waaraan men in Nederlandnu nog de zg. Indischman herkent.Wat was nu het pet joh?Kort gezegd: Nederlands, gesproken volgens Maleise grammatica. Het pet joh ontstondwaar de oorspronkelijk enkel Maleissprekende kinderen Nederlands gingen (enmoesten) leren. Het pet joh, zou men kunnen zeggen, is in het Nederlands vertaaldMaleis. 64Waarom geef ik aan deze taalkwestie zoveel aandacht?Omdat ik geloof dat de moeilijkheden, samenhangend met het leren en spreken vanhet om sociale en economische redenen voor de Indo onontbeerlijke Nederlands, belangrijkhebben bijgedragen tot zijn psychische onzekerheid. Deze onzekerheid versterktede gevoelens van rancune tegen de totoks bij het zoeken van zijn plaats in dekoloniale same<strong>nl</strong>eving. Verder waag ik de veronderstelling, dat het niet geheel vertrouwdzijn met en het derhalve niet volledig beheersen van ten minste één taal, in ditgeval het Nederlands, aan een normale intellectuele ontwikkeling in de weg heeft gestaan.66 Het gebruik van een onvolkomen taal instrument belemmerde het verstandelijkbegrijpen en onder woorden brengen van grieven en wensen, en maakte het vooralmoeilijk de eigen positie te doordenken en de eigen gevoelens te formuleren . Denkstructuuren taalbeheersing zijn functies van elkaar. Ik meen dat veel van wat in eennormale taalsituatie uitgesproken had kunnen worden, nu in een onderbewuste, diffusegevoelswereld bleef leven en alleen manifest werd in hevige, onberedeneerde ressentimentsuitsprakenen handelingen.Voegen we hier de communicatiestoornissen bij die ontstonden als Indo's met totokste maken hadden, en de genadeloze spot die de 'blauwen', de 'sinjo's', van de blankekasteleden ten deel viel, dan kunnen we misschien iets begrijpen van de aanpassingsproblemen,de haat en de afgunst waarmee de Indo te worstelen kreeg. Terwijl wijbovendien niet mogen vergeten dat de Indogroep in zijn geheel totaal afhankelijk was67
- Page 2 and 3:
Deze publikatie werd mogelijk gemaa
- Page 4 and 5:
Ministerie van Cultuur, Recreatie e
- Page 6 and 7:
Dit boek werd geschreven in opdrach
- Page 11 and 12:
het eerste verstaan wij het verkrij
- Page 13 and 14:
door ons beschreven groepen van all
- Page 15:
2 De ontvangende samenlevingAuteur:
- Page 18: selijking van de bureaucratische in
- Page 21 and 22: 3 Het Overheidsbeleid inzake alloch
- Page 23 and 24: plichtingen en de Nederlandse grenz
- Page 25 and 26: 3. Absorptiebeleid, doeleinden3.1.
- Page 27 and 28: nauwelijks verbijzondering ondergaa
- Page 29 and 30: zijn te weinig in aantal, te gediff
- Page 31 and 32: die hiervoor in aanmerking wensten
- Page 33 and 34: geraken, werd in de vijftiger jaren
- Page 35 and 36: door de beheerders van de woonoorde
- Page 37 and 38: delijk overkoepelende organisatie v
- Page 39 and 40: plaatselijk niveau. Deze instelling
- Page 42 and 43: er, zoals vermeld, op gericht, de o
- Page 44 and 45: catie met de instanties, een iets,
- Page 46 and 47: 12. Rijksbegroting voor het dienstj
- Page 48 and 49: heeft. Het is geenszins de bedoelin
- Page 50 and 51: 'Als Christelijke Mogendheid is Ned
- Page 52 and 53: echte en dus zo'n uitzonderingsposi
- Page 54 and 55: tisch kunnen worden omschreven - al
- Page 56 and 57: gehuwde Europeanen geen recht op re
- Page 58 and 59: wat hoger geweest kan zijn. In 1940
- Page 60 and 61: De frustraties in de Indogroep ware
- Page 62 and 63: De kwestie van het landbezit is alt
- Page 64 and 65: Maar was de kolonisatie-idee dan ni
- Page 66 and 67: veranderingen op til waren. In het
- Page 70 and 71: van de goedwillendheid, de gunsten
- Page 72 and 73: De waarden en tradities van deze ma
- Page 74 and 75: pensioen hadden gekregen. Velen beh
- Page 76 and 77: meer als een bewijs gevoeld dat hun
- Page 78 and 79: Regelmatig ontvingen de gerepatriee
- Page 80 and 81: De meerderheidspartij, de ontvangen
- Page 82 and 83: De toch nog optredende moeilijkhede
- Page 84 and 85: dat men de politieke partijen beoor
- Page 86 and 87: onbevredigden). Zij zijn daar de ex
- Page 88 and 89: omstandigheden heeft verkeerd weet
- Page 90: Thema 1: 'People here always appear