HISTORY Frédéric De Backer 30
D’Ieteren More than two centuries of mobility Sinds 1905 is D'Ieteren altijd blijven evolueren en innoveren om zich met de tijdsgeest te verzoenen. Het bedrijf reed al een bijzonder parcours en schrijft nog steeds geschiedenis. Depuis 1905, D’Ieteren n’a cessé d’évoluer et de se renouveler pour s’adapter à son époque. Une histoire hors du commun qui continue à s’écrire. In 1805, een jaar na de kroning van Napoleon Bonaparte, startte het verhaal van D'Ieteren. Op 20-jarige leeftijd richt Jean-Joseph D'Ieteren het eerste bedrijf van de familie op: een koetsenmakerij. Onder leiding van zijn zonen, Guillaume en Alexandre, krijgt de ontwikkeling van koetswielen een internationale dimensie. Een halve eeuw later ontstond uit deze laatste de tweede activiteit van D'Ieteren: het bouwen van paardenkoetsen. Succes bleef niet uit en D’Ieteren ontving de begeerde titel van "meester wagenmaker" nog voor hij het bedrijf overdroeg aan zijn zonen, Alfred en Emile. Als Hofleveranciers in Nederland en België, waren zij ook de eersten die begonnen met carrosseriebouw voor auto’s, wat leidde tot de derde pijler van D'Ieteren: de carrosserie. C’est en 1805, un an après le couronnement de Napoléon Bonaparte, que commence l’histoire de D’Ieteren. Alors âgé de 20 ans, Jean-Joseph D’Ieteren lance le premier métier de la famille : le charronnage. La fabrication de roues de voitures d’attelage prendra une dimension internationale sous la direction de ses fils, Guillaume et Alexandre. Ce dernier donnera naissance, un demi-siècle plus tard, au deuxième métier de D’Ieteren : la carrosserie hippomobile. Avec succès puisqu’il obtint le titre convoité de « maître charron » avant de céder la société à ses fils, Alfred et Emile. Fournisseur des Cours royales de Hollande et de Belgique, ils furent parmi les premiers à se lancer dans la construction de carrosseries pour automobile, créant ainsi le troisième métier de D’Ieteren : la carrosserie. EXPERTISE WAS ALOM BEKEND Binnen de kortste keren werden de ateliers aan de Charleroisteenweg te klein om alle bestellingen te realiseren en vanaf 1906 werden in de Maliestraat 50 nieuwe gebouwen opgetrokken. Daar is overigens de hoofdzetel van D'Ieteren nog steeds gevestigd. Lucien en Albert, Alfred’s zonen zouden zich er toelegden op de bouw van luxewagens die op chassis van diverse vermaarde merken, waaronder Imperia, Minerva, Panhard, Renault, Delahaye, Hispano Suiza, Isotta Fraschini, Rolls-Royce en Mercedes werden gemonteerd. Maar de wereldcrisis van 1929, in combinatie met de opkomst van industriële carrosseriebedrijven, leidde tot de neergang van deze ambachtelijke koetswerkbouw. UN SAVOIR-FAIRE RÉPUTÉ Très vite, les ateliers de la chaussée de Charleroi devinrent trop exigus pour honorer toutes les commandes et, dès 1906, de nouveaux bâtiments furent érigés au 50 rue du Mail. C’est là, où se situe toujours le siège de D’Ieteren, que Lucien et Albert, fils d’Alfred, se tournèrent vers la construction d’automobiles de luxe, carrossant les châssis de nombreuses marques réputées, parmi lesquelles Impéria, Minerva, Panhard, Renault, Delahaye, Hispano Suiza, Isotta Fraschini, Rolls-Royce ou encore Mercedes. Mais la crise mondiale de 1929, combinée à l’émergence des carrosseries industrielles, entraîna le déclin de la carrosserie artisanale. 31