november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.5. Verworpen moet worden de opvatting<br />
dat de Regeling Arbeidsvermindering<br />
strijdig is met het discriminatieverbod<br />
van artikel 7A:1637-ij B.W.,<br />
daar op grond van de samenstelling van<br />
de totale C.A.O.-populatie en het totale<br />
personeelsbestand van STZ de verwachting<br />
gerechtvaardigd zou zijn dat<br />
in de toekomst relatief een groter nadeel<br />
voor <strong>vrouwen</strong> zal ontstaan.<br />
Niet op grond van onzekere toekomstverwachtingen,<br />
doch slechts op grond<br />
van concrete gegevens kan een eventuele<br />
strijdigheid worden vastgesteld.<br />
Het ligt bovendien in de rede dat een<br />
dergelijke ontwikkeling de bij de totstandkoming<br />
van de C.A.O. betrokken<br />
partijen aanleiding zal geven om de<br />
C.A.O. aan te passen.<br />
3. Uit voorgaande overwegingen volgt<br />
dat geen van de vorderingen van V<br />
voor toewijzing in aanmerking komt en<br />
dat proceskosten dienen te komen voor<br />
rekening van haar als de in het ongelijk<br />
gestelde partij.<br />
(...)<br />
Nr 792 (RN-kort)<br />
Kantongerecht Delft<br />
5 juni 1997<br />
Nr 97/80.782<br />
Mr Puite<br />
P, verzoekende partij, gemachtigde mr<br />
R.P. Gasseling, tegen de Stichting<br />
Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering<br />
(SRK), kantoorhoudende<br />
te Zoetermeer, verwerende<br />
partij, gemachtigde mr CE. Dingemans<br />
Ontbinding arbeidsovereenkomst,<br />
ouderschapsverlof, zwangerschap,<br />
deeltijdarbeid<br />
Art. 7:685 BW, art. 6:258 BW<br />
Verzoekster is sinds 1993 in dienst<br />
bij SRK als juridisch medewerkster.<br />
Zij heeft in juni 1995 een kind gekregen.<br />
Sinds september 1995 werkt zij<br />
24 uur per week met gebruikmaking<br />
van ouderschapsverlof. Dit verlof is<br />
door SRK met een jaar verlengd. Na<br />
afloop hiervan heeft verzoekster gevraagd<br />
24 uur te kunnen blijven<br />
werken. Dit verzoek is afgewezen<br />
omdat het beleid van SRK is dat<br />
werknemers minstens 32 uur moeten<br />
werken, verspreid over vier of vijf<br />
dagen.<br />
Verzoekster wil dat haar arbeidsovereenkomst<br />
gedeeltelijk wordt<br />
ontbonden en daarbij beroept zij<br />
zich op de CAO, die voorschrijft dat<br />
de werkgever deeltijdarbeid zal be-<br />
RECHTSPRAAK<br />
vorderen en verzoeken daartoe zal<br />
toetsen aan de economische en organisatorische<br />
mogelijkheden binnen<br />
het bedrijf. Een ander argument van<br />
verzoekster is dat zij gedurende geruime<br />
tijd 24 uur heeft gewerkt en<br />
dat dit voor de organisatie geen enkel<br />
probleem heeft opgeleverd.<br />
De kantonrechter wijst het verzoek<br />
af omdat SRK zich voldoende heeft<br />
ingespannen om deeltijdarbeid te bevorderen.<br />
Bovendien heeft zij voldoende<br />
aangetoond dat het economisch<br />
en organisatorisch onmogelijk<br />
is om minder dan 32 uur te werken.<br />
Het feit dat verzoekster geruime tijd<br />
probleemloos 24 uur heeft gewerkt<br />
kan SRK niet worden tegengeworpen.<br />
Het beroep op art. 6:258 BW<br />
wordt verworpen omdat de geboorte<br />
van een kind niet als een onvoorziene<br />
omstandigheid kan worden gezien.<br />
Deze omstandigheid ligt volgens<br />
de kantonrechter binnen de<br />
risicosfeer van verzoekster zelf en<br />
dient uitsluitend voor haar rekening<br />
te komen.<br />
Nr 793<br />
Commissie gelijke behandeling<br />
18 juni 1997<br />
Nr 97-72<br />
Mrs Goldschmidt, Dierx, NicOlai<br />
Verzoeker, te Dalfsen, wederpartij, te<br />
's-Hertogenbosch<br />
Deeltijdarbeid, overwerkvergoeding,<br />
pensioen<br />
Art. 1637ij a/7:648 BW<br />
Verzoeker werkt in deeltijd en krijgt<br />
alleen overwerkvergoeding betaald<br />
voor extra gewerkte uren die de normale<br />
arbeidstijd overschrijden. Hij<br />
is van mening dat deze regeling in<br />
strijd is met het verbod op onderscheid<br />
tussen werknemers naar arbeidsduur.<br />
De Commissie oordeelt<br />
dat gelet op de EG-jurisprudentie<br />
een dergelijke regeling niet in strijd<br />
met de wet is.<br />
De Commissie heeft wel bekeken of<br />
de totale beloning die aan deeltijden<br />
voltijdwerkers bij hetzelfde aantal<br />
uren wordt betaald op grond van<br />
de CAO gelijk is. Dit was niet het geval<br />
bij de pensioenopbouw. De wederpartij<br />
draagt bij overwerk door<br />
deeltijders niet automatisch premie<br />
af, terwijl dat bij dezelfde uren voor<br />
een voltijdwerker wel wordt gedaan.<br />
Het bruto uurloon valt hierdoor bij<br />
hetzelfde aantal gewerkte uren voor<br />
de deeltijdwerker lager uit. Strijd<br />
1997 nr 6<br />
met de wet. Zie verder in dit nummer<br />
Klaartje Wentholt, Over de potentie<br />
van rechtsbeginselen.<br />
(...)<br />
4.Overwegingen van de Commissie<br />
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij<br />
jegens verzoeker onderscheid<br />
naar arbeidsduur maakt dat niet objectief<br />
gerechtvaardigd is, als bedoeld in<br />
artikel 7A:1637ij a van het BW, door<br />
toepassing van de overwerkregeling<br />
van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer<br />
over de weg.<br />
Met ingang van 1 april 1997 is het betreffende<br />
verbod op onderscheid op<br />
grond van een verschil in arbeidsduur<br />
vervat in artikel 7:648 BW.<br />
4.2. Vóór 1 <strong>november</strong> 1996 kon een<br />
onderscheid naar arbeidsduur indirect<br />
onderscheid naar geslacht opleveren,<br />
zoals verboden in artikel 7A:1637ij<br />
BW, indien een dergelijk onderscheid<br />
in overwegende mate personen van een<br />
bepaald geslacht trof.<br />
Per 1 <strong>november</strong> 1996 is het verbod op<br />
onderscheid naar arbeidsduur opgenomen<br />
in artikel 7A:1637ij a/7:648 BW<br />
waarin onder andere is bepaald dat een<br />
werkgever geen onderscheid mag maken<br />
tussen werknemers op grond van<br />
een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden<br />
waaronder een arbeidsovereenkomst<br />
wordt aangegaan, voortgezet<br />
dan wel beëindigd, tenzij een dergelijk<br />
onderscheid objectief gerechtvaardigd<br />
is.<br />
4.3. De systematiek die volgens de Memorie<br />
van Toelichting (MvT) gevolgd<br />
moet worden bij toetsing of een regeling<br />
in strijd is met de norm van artikel<br />
7A:1637ija/7:648 BW, is als volgt. 1<br />
Eerst moet worden gekeken of sprake<br />
is van bevoordeling of benadeling op<br />
grond van arbeidsduur. Indien deze<br />
vraag bevestigend wordt beantwoord,<br />
moet bekeken worden of het onderscheid<br />
gerechtvaardigd is. Voor de objectieve<br />
rechtvaardigingstoets geldt dat<br />
aangetoond moet kunnen worden dat<br />
een handelwijze verklaard kan worden<br />
door factoren die niets van doen hebben<br />
met ongerechtvaardigd onderscheid.<br />
De wetgever heeft hiermee beoogd<br />
aan te sluiten bij de criteria die<br />
met betrekking tot de objectieve rechtvaardiging<br />
bij indirect onderscheid tussen<br />
mannen en <strong>vrouwen</strong> door het HvJ<br />
zijn ontwikkeld.<br />
Deze criteria worden in de MvT als<br />
volgt weergegeven:<br />
- de ter bereiking van het doel gekozen<br />
middelen dienen te beantwoorden<br />
aan een werkelijke behoefte (van de<br />
onderneming) (legitimiteit);