november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
AANHANGIGE ZAKEN<br />
Wgb/7:646 BW en een via 7:648 BW. Aan de andere kant<br />
maakt het ontbreken van de formele relatie tussen 6:748<br />
en het EG-recht het mogelijk de benadering van het HvJ<br />
EG niet te volgen. Omdat er ook inhoudelijk veel is af te<br />
dingen op de uitspraak van het Hof heb ik er geen problemen<br />
mee om in deze een formeel-juridische redenering te<br />
volgen.<br />
Hiermee komt het tweede probleem op: wat te doen met<br />
het uitdrukkelijke standpunt van de regering? Tijdens de<br />
parlementaire behandeling zijn vanuit de Tweede en Eerste<br />
Kamer bij herhaling vraagtekens gezet bij de juistheid<br />
van de 'He/m/g-benadering'. De regering volhardde echter<br />
in haar uitleg. Betekent dit nu ook dat deze uitleg een<br />
onaantastbaar onderdeel van de wet is geworden? Dit is<br />
een aloude vraag: werkt het standpunt van de regering in<br />
deze door in de wetgeving zoals die door het parlement is<br />
aanvaard, ook als dit standpunt niet in de wettekst zelf is<br />
neergelegd? 13 Cruciaal hierbij is natuurlijk of het parlement<br />
de mening van de regering in deze onderdeel heeft<br />
gemaakt van haar uitleg van de wet. Het is de wetgever<br />
immers die de wet maakt en het is ook zijn mening die van<br />
belang is bij de uitleg van de wet. Als je de parlementaire<br />
behandeling naleest op het standpunt van enkele partijen<br />
(D66, PvdA en GroenLinks) dan zijn de parlementariërs<br />
helemaal niet zo geporteerd van het He/m/g-arrest en vinden<br />
zij dat deeltijders wel al na overschrijding van hun individuele<br />
arbeidsduur recht op overwerkvergoeding zouden<br />
moeten krijgen. Daarnaast kan ook de regering en zelfs de<br />
wetgever zich vergissen; ook een legist is niet ontslagen<br />
van de verplichting om zelf na te denken. 14<br />
Hiermee kom ik op een ander en belangrijker punt: hanteert<br />
de regering niet een onjuiste uitleg, namelijk een uitleg<br />
die strijdig is met artikel 5 van het VN-<strong>vrouwen</strong><strong>verdrag</strong>?<br />
Zoals hiervoor al is uiteengezet, dwingt deze<br />
bepaling tot de bestrijding van de dominante genderideologie<br />
en hierin zit de link naar het onderwerp van de overwerkvergoeding.<br />
De kritiek op het He/m/g-arrest is<br />
immers vooral dat de dominante norm van de voltijdse<br />
arbeidsduur niet ter discussie wordt gesteld. Een regering<br />
die het He/m/g-arrest vervolgens overneemt maakt zich<br />
schuldig aan hetzelfde en handelt daarmee derhalve in<br />
strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 5<br />
van het VN-<strong>vrouwen</strong><strong>verdrag</strong>. Een wetgever die een <strong>verdrag</strong><br />
ratificeert is gehouden (overigens al na ondertekening)<br />
de <strong>verdrag</strong>sverplichtingen na te komen. Dit rechtvaardigt<br />
naar mijn mening een uitleg van artikel 7:648 BW<br />
in de zin van de oudere oordeelsvorming van de Cgb. De<br />
erkenning dat deeltijders ook zorgtaken kunnen hebben<br />
en dat overwerk dus een extra belasting betekent breekt<br />
met de heersende norm van de voltijdse arbeidsduur en<br />
daarmee wordt de dominante genderideologie bestreden,<br />
conform artikel 5 VN-<strong>vrouwen</strong><strong>verdrag</strong>. Het is ook aan de<br />
rechter om deze verplichting tot het doorbreken van de<br />
dominante norm 'in te lezen' in het discriminatieverbod.<br />
Recht op het werken in deeltijd<br />
Nog steeds ligt het initiatiefvoorstel Rosenmöller, waarin<br />
13. Vgl. C.J.H. Brunner in zijn rede voor de jaarvergadering van de NJV<br />
1989, Verslag 1989-11, Tjeenk Willink Zwolle, 1989, p. I e.v.<br />
14. Aldus wederom Brunner, idem, p. 5.<br />
15. EK 1995-1996,23 216.<br />
16. Titia Loenen, Overzicht oordelen Commissie gelijke behandeling april<br />
1994-april 1996, NJCM-Bulletin 1996, p. 838-850.<br />
KLAARTJE WENTHOLT<br />
het recht op vermindering van de arbeidsduur wordt geregeld,<br />
bij de Eerste Kamer. 15 De Cgb heeft inmiddels meerdere<br />
oordelen gewezen waarin een dergelijk recht wordt<br />
afgeleid uit het verbod om (indirect) onderscheid naar<br />
geslacht te maken. 16 De redenering van de Cgb gaat ervan<br />
uit dat met name <strong>vrouwen</strong> nadeel ondervinden van een<br />
afwijzende reactie op een verzoek tot werktijdvermindering.<br />
Vooral <strong>vrouwen</strong> immers willen na de geboorte van<br />
een kind hun werktijd terugbrengen. Als je accepteert dat<br />
een afwijzing met name <strong>vrouwen</strong> benadeelt, en de manvrouw<br />
ratio in een onderneming zodanig is dat dit een<br />
indirect onderscheid naar geslacht tot gevolg heeft, dan<br />
moet de werkgever voor het aldus ontstane indirecte<br />
onderscheid een objectieve rechtvaardigingsgrond kunnen<br />
aandragen. Bij de beoordeling hiervan toetst de Cgb kritisch<br />
of er echt geen mogelijkheden waren voor de werkgever<br />
om het verzoek in deeltijd te kunnen werken in te<br />
willigen. De Commissie toetst de argumenten van de<br />
werkgever streng. Behalve als er gebleken is van een<br />
'daadwerkelijke feitelijke onmogelijkheid' voor de werkgever<br />
om het verzoek tot werktijdvermindering te honoreren,<br />
handelt hij in strijd met het discriminatieverbod. 17<br />
Het lijkt er op dat de Cgb de werkgever nog minder ruimte<br />
biedt om een verzoek om werktijdreductie af te wijzen,<br />
dan in het wetsvoorstel Rosenmöller is voorzien. Het<br />
wetsvoorstel geeft een recht op deeltijdarbeid tenzij de<br />
werkgever aantoont dat zwaarwegende bedrijfsorganisatorische<br />
belangen zich tegen een vermindering van de<br />
werktijd verzetten. Als er zich ondanks zwaarwegende<br />
bedrijfsorganisatorische belangen geen feitelijke belemmering<br />
voordoet, is de werkgever in de optiek van de Cgb<br />
immers nog gehouden aan het verzoek tot werktijdvermindering<br />
gehoor te geven. 18<br />
Rechtspraak laat zien dat deze redenering niet uitluitend<br />
gestoeld hoeft te worden op het verbod van onderscheid<br />
naar geslacht. Artikel 7:611 BW, het goed werkgeverschap,<br />
kan ook worden ingeroepen evenals de norm van<br />
de redelijkheid en de billijkheid. Zo toetst bijvoorbeeld de<br />
kantonrechter Apeldoorn een verzoek in deeltijd te gaan<br />
werken aan de redelijkheid en de billijkheid en het goed<br />
werkgeverschap. 19 Dat deze toets niet altijd effectief is<br />
blijkt onder meer uit de 'Mc Donaldszaak', waarin het probleem<br />
aan de orde was dat de werktijden van een werkneemster<br />
bij Mc Donalds niet aansloten bij de crèche-tijden<br />
van haar kind. 20 De werkgever kan kinderopvang<br />
regelen tot 22.00 uur en biedt de werkneemster aan dat<br />
ze maar tot 22.00 uur hoeft te werken, in plaats van tot<br />
24.00 uur. Zij accepteert dat echter niet. De kantonrechter<br />
is van mening dat van de werkgever niet méér verwacht<br />
hoeft te worden. De werkneemster moet zelf verdere<br />
problemen oplossen, waarbij ook van de ex-partner<br />
een oppas-bijdrage gevraagd kan worden.<br />
Slot<br />
Wat dit alles laat zien is dat er met behulp van het verbod<br />
van onderscheid weliswaar rekening gehouden kan worden<br />
met zorg, maar dat dit er niet dwingend uit volgt. Vol-<br />
17. Bijv. Cgb 9 mei 1996, oordeel 96/32.<br />
18. De redenering van de Cgb kan uiteraard ook in andere situaties worden<br />
gehanteerd, bijvoorbeeld als een werkneemster verlof op wil nemen<br />
in verband met ziekte van haar kind.<br />
19. Ktr Apeldoorn 16 <strong>december</strong> 1996, Prg 1997/4724.<br />
20. Ktr Utrecht 26 maart 1997, RN 1997,729.<br />
202 NEMESIS