06.05.2013 Views

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

5. Het oordeel van de Commissie<br />

De Commissie spreekt als haar oordeel<br />

uit dat .... te 's-Hertogenbosch jegens<br />

de heer .... te Dalfsen<br />

I. geen onderscheid heeft gemaakt naar<br />

arbeidsduur als bedoeld in artikel<br />

7A:1637ij Burgerlijk Wetboek/7:648<br />

Burgerlijk Wetboek door deeltijdwerkers<br />

geen overwerkvergoeding toe te<br />

kennen voor extra gewerkte uren voor<br />

zover die de voltijdse arbeidsduur niet<br />

te boven gaan.<br />

II. onderscheid naar arbeidsduur heeft<br />

gemaakt als verboden in artikel<br />

7A:1637ija Burgerlijk Wetboek/7:648<br />

Burgerlijk Wetboek door voor deeltijdwerkers<br />

niet automatisch pensioenpremies<br />

af te dragen over gewerkte extra<br />

uren.<br />

Noten<br />

1. Tweede Kamer, 1995-1996, 24498, nr. 3,<br />

p.9.<br />

2. Tweede Kamer, 1995-1996, 24498, nr. 3,<br />

p. 13.<br />

3. Tweede Kamer, 1995-1996, 24498, nr. 3,<br />

p. 10-11.<br />

4. HvJ EG, 15 <strong>december</strong> 1994, Stadt Lengerich<br />

e.a. versus Helmig e.a., c-399/92 e.a.,<br />

JAR 1995, 36.<br />

5. Tweede Kamer, 1995-1996,24498, nr. 4,<br />

p. 6 e.v., Eerste Kamer, 1995-1996, 24498,<br />

nr. 232a, p. 2.<br />

6. Tweede Kamer, 1995-1996, 24498; nr. 5.<br />

p. 10 en Eerste Kamer, 1995-1996, 24498,<br />

nr. 232b, p. 3.<br />

7. De voorganger van de Commissie, de<br />

Commissie gelijke behandeling van mannen<br />

en <strong>vrouwen</strong> bij de arbeid, had in oordelen<br />

die dateerden voor de uitspraak van het HvJ<br />

in de zaak Helmig beslist, dat er wel sprake<br />

was van indirect onderscheid naar geslacht<br />

in strijd met artikel 7A:1637ij BW wanneer<br />

hierdoor in overwegende mate <strong>vrouwen</strong> getroffen<br />

waren, aangezien ook voor deeltijders<br />

werken buiten de overeengekomen<br />

uren een extra belasting met zich mee kon<br />

brengen.<br />

8. Eerste Kamer, 1995-1996, 22498, nr.<br />

232b, p. 2.<br />

Vergelijk L.A.J. Schut, Deeltijdarbeid en<br />

ongelijkheidscompensatie, in: Ongelijkheidscompensatie<br />

als roode draad in het<br />

recht, Kluwer, Deventer 1997.<br />

9. Vergelijk oordeel Commissie gelijke behandeling,<br />

19 <strong>december</strong> 1996, oordeel 96-<br />

117.<br />

RECHTSPRAAK<br />

Positieve actie<br />

Nr 794 (RN-kort)<br />

Commissie gelijke behandeling<br />

11 juni 1997<br />

Nr 97-67<br />

Mrs Goldschmidt, Van der Heijden,<br />

Mulder<br />

Verzoeker, te Nijmegen, wederpartij,<br />

Georganiseerd overleg voor de Vleesgroothandel<br />

en Exportslachterijen te<br />

Den Haag<br />

Kinderopvang, positieve actie<br />

Art. 2 lid 3, 5 lid 1 onderdeel d AWGB<br />

Verzoeker klaagt over de CAO in<br />

zijn bedrijfstak. Op grond van de<br />

CAO geldt een kinderopvangregeling<br />

die alleen aan vrouwelijke werknemers<br />

een tegemoetkoming in de<br />

kosten voor kinderopvang biedt. Het<br />

uitsluiten van mannelijke werknemers<br />

is volgens hem onderscheid op<br />

grond van geslacht.<br />

Eén van de voorwaarden voor de<br />

wettelijk toegestane voorkeursbehandeling<br />

van <strong>vrouwen</strong> is de feitelijke<br />

achterstandspositie van <strong>vrouwen</strong>.<br />

In het voorliggende geval vormt<br />

evenwel niet de (eventuele) feitelijke<br />

ongelijkheid van <strong>vrouwen</strong> in (delen<br />

van) de betreffende sector de grond,<br />

maar de vrees voor onvoldoende<br />

aanbod van personeel.<br />

De Commissie stelt vast dat er in dit<br />

geval geen sprake is van een onderscheid<br />

dat tot doel heeft om <strong>vrouwen</strong><br />

een bevoorrechte positie toe te kennen<br />

teneinde feitelijke ongelijkheden<br />

op te heffen. Derhalve is de uitzondering<br />

van artikel 2 lid 3 Awgb hier<br />

niet van toepassing. De Commissie<br />

oordeelt dat er sprake is van strijd<br />

met de wet. De regeling heeft namelijk<br />

niet tot doel om feitelijke achterstanden<br />

voor <strong>vrouwen</strong> op te heffen.<br />

Nr 795 (RN-kort)<br />

Commissie gelijke behandeling<br />

25 juni 1997<br />

Nr 97-76<br />

Mrs Goldschmidt, Dierx, Nicolai<br />

Verzoeker, de Staatssecretaris van Financiën,<br />

te Den Haag<br />

Kinderopvang, positieve actie<br />

Art. 5 lid 1 WGB<br />

De Staatssecretaris van Financiën<br />

heeft de Commissie verzocht om<br />

haar kinderopvangregeling te toetsen<br />

aan de wet. De regeling houdt in<br />

1997 nr 6<br />

dat wanneer het budget niet toereikend<br />

is om aan alle vraag te voldoen,<br />

kinderen van mannelijke medewerkers<br />

niet in aanmerking komen voor<br />

de regeling. De Commissie concludeert<br />

dat cijfers erop duiden dat er<br />

sprake is van feitelijke achterstand<br />

voor <strong>vrouwen</strong>.<br />

De Commissie is van mening dat het<br />

Kalanke-arrest betrekking heeft op<br />

een specifieke vorm van voorkeursbeleid,<br />

zoals die in dat geval in het geding<br />

was, namelijk voorrang voor<br />

<strong>vrouwen</strong> totdat er sprake is van een<br />

• vijftig/vijftig verdeling.<br />

Dat betekent dat het arrest naar de<br />

opvatting van de Commissie niet in<br />

de weg staat aan een voorkeursbeleid<br />

ter invulling van gelijke kansen van<br />

mannen en <strong>vrouwen</strong> wat betreft de<br />

deelname op de arbeidsmarkt, maar<br />

eisen stelt aan de gestelde doelen, de<br />

zorgvuldigheid en proportionaliteit<br />

van de betreffende maatregelen.<br />

In eerdere oordelen met betrekking<br />

tot werving en selectie heeft de Commissie<br />

voorkeursbeleid getoetst aan<br />

bepaalde criteria, die betrekking<br />

hebben op het vereiste van een aantoonbare<br />

relatieve achterstand, gerelateerd<br />

aan het beschikbare arbeidsaanbod,<br />

en op de geschiktheid<br />

en kenbaarheid van de toegepaste<br />

voorkeursbehandeling.<br />

Voor wat betreft voorkeursbeleid bij<br />

arbeidsvoorwaarden zoals kinderopvang<br />

is de Commissie van oordeel<br />

dat aan de volgende criteria moet<br />

worden voldaan<br />

1) de achterstand moet in het concrete<br />

geval aannemelijk worden gemaakt;<br />

'<br />

2) vervolgens moet worden vastgesteld<br />

of voorkeursbehandeling bij<br />

kinderopvang een geschikt middel is<br />

om die achterstand op te heffen en<br />

voldoet aan eisen van proportionaliteit.<br />

Hierbij betrekt de Commissie tevens<br />

de wijze waarop de financiële kaders<br />

worden gemotiveerd;<br />

3) de voorkeursbehandeling dient<br />

duidelijk kenbaar gemaakt te worden.<br />

De Commissie wijst erop, dat een regelmatige<br />

evaluatie noodzakelijk<br />

blijft, om te bezien of in het licht van<br />

de feitelijke situatie en de feitelijke<br />

mogelijkheden om het budget te verruimen<br />

een voorrangsbeleid van<br />

<strong>vrouwen</strong> bij kinderopvang nog gerechtvaardigd<br />

is.<br />

In casu is het voorkeursbeleid niet in<br />

strijd met de wet.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!