06.05.2013 Views

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ken met die van Rechtbank Amsterdam<br />

26 maart 1997, blijkt dat deeltijddiscriminatie<br />

die in het verleden leidde tot<br />

geen enkele pensioenaanspraak hersteld<br />

kan worden vanaf 1976, terwijl<br />

deeltijddiscriminatie die in het verleden<br />

leidde tot lagere pensioenaanspraken<br />

slechts hersteld kan worden vanaf<br />

1991 (zie verder noot bij Rb Amsterdam<br />

26 maart 1997, RN 1997, 777).<br />

Wat tot slot nog vermeldenswaard is, is<br />

de afwijzing van het beroep op rechtsverwerking.<br />

Rechtsverwerking gaat<br />

veel verder dan verjaring. Het stilzitten<br />

van de wederpartij (terwijl de verjaringstermijn<br />

nog niet is afgelopen!)<br />

moet een gerechtvaardigd vertrouwen<br />

oproepen bij de wederpartij dat deze<br />

claim niet meer gelegd zal worden. Bovendien<br />

moet sprake zijn van een onredelijke<br />

bezwaring van de positie van de<br />

wederpartij, wanneer de vordering alsnog<br />

wordt toegewezen. Terecht wijst<br />

de rechtbank dit af. Het aanmerken van<br />

de (grote) financiële gevolgen als onredelijk<br />

bezwarend voor de wederpartij,<br />

zou ook wel erg zuur zijn. Immers, de<br />

wederpartij geniet reeds op verschillende<br />

wijzen rechtsbescherming op dit<br />

punt door toedoen van het HvJ EG. Ten<br />

eerste staat het Hof de toepassing van<br />

nationale verjaringstermijnen toe en<br />

ten tweede is er voor verschillende andere<br />

typen van pensioendiscriminatie<br />

ook nog een beperking in de tijd gegeven<br />

in het Barber-arrest.<br />

Albertine Veldman<br />

Nr 800<br />

Rechtbank 's-Gravenhage<br />

16 april 1997<br />

Nr 96.305; PJ 1997, 39<br />

Mrs Von Maltzahn, De Rijke Maas,<br />

' Urbanus<br />

Stichting X, appellante in principaal<br />

appel en geïntimeerde in incidenteel<br />

appel, procureur mr J. Regeling, tegen<br />

Y, geïntimeerde in principaal appel en<br />

appellante in incidenteel appel, procureur<br />

mr L. de Korte (advocaat mr M.<br />

Greebe)<br />

Toelating tot pensioenregeling, deeltijd,<br />

verjaringstermijn van vijfjaar<br />

Art. 119 EEG-<strong>verdrag</strong>, art. 2004 en<br />

2012 Oud BW, art. 3:308 NBW<br />

Appellante eist aansluiting bij een<br />

pensioenregeling vanaf 1978, nadat<br />

zij als deeltijder in het verleden uitgesloten<br />

is geweest. In eerste aanleg<br />

is vervangende schadevergoeding<br />

(art. 3:310 BW) toegewezen. In ho-<br />

RECHTSPRAAK<br />

ger beroep acht de rechtbank op<br />

grond van art. 2012 oud BW (art.<br />

3:308 NBW) een vijfjarige verjaringstermijn<br />

van toepassing op de<br />

plicht tot premiebetaling door werkgever<br />

en werknemer, die volgt uit de<br />

vordering tot aansluiting. Aansluiting<br />

zuiver op werkgeverskosten verzet<br />

zich tegen het gemeenschapsrecht,<br />

omdat de werknemer niet kan<br />

verlangen gunstiger te worden behandeld<br />

dan wanneer hij regelmatig<br />

aangesloten was geweest.<br />

(...)<br />

5. De feiten<br />

5.1. Y is van 1 september 1978 tot 1 <strong>november</strong><br />

1993 op arbeidsovereenkomst<br />

voor halve dagen als administratief medewerkster<br />

in dienst bij X geweest.<br />

Het pensioenreglement d.d. 1 januari<br />

1978 bepaalde voor zover thans nog<br />

van belang dat men tenminste 2 jaar in<br />

dienst van de werkgever diende te zijn<br />

alvorens te kunnen worden opgenomen<br />

in de pensioenregeling.<br />

Tot 1 januari 1992 kwam Y op grond<br />

van de destijds geldende pensioenreglementen<br />

niet in aanmerking voor opbouw<br />

van pensioen.<br />

5.2. Vanaf 1 januari 1992 heeft voor Y<br />

een pensioenvoorziening gegolden,<br />

waarbij de pensioen-franchise is berekend<br />

naar rato van de gewerkte arbeidstijd.<br />

6. Beoordeling van de grieven in het<br />

principale en in het incidentele appel<br />

6.1. De grieven in het principale appel<br />

met nummers I, II, V en VI en grief 1<br />

in het incidentele appel zien op vragen<br />

betreffende de verjaring. Grief III in<br />

het principale appel en grief I in het incidentele<br />

appel klagen erover dat de<br />

kantonrechter niet heeft beslist op de<br />

primaire vordering van Y.<br />

Grief IV komt op tegen de beslissing<br />

van de kantonrechter ten aanzien van<br />

de subsidiaire vordering van Y.<br />

6.2. In het Vroege-arrest van het EG-<br />

Hof van 28 september 1994 is onder<br />

meer het volgende beslist: Het recht op<br />

aansluiting bij de bedrijfspensioenregeling<br />

valt binnen de werkingssfeer<br />

van artikel 119 van het EEG-Verdrag<br />

en wordt dus bestreken door het in dat<br />

artikel geformuleerde discriminatieverbod.<br />

De beperking in de tijd van de<br />

werking van het Barber-arrest van 17<br />

mei 1990 van het EG-Hof geldt niet<br />

voor het recht op aansluiting. Het protocol<br />

ad artikel 119 van het EEG-Verdrag,<br />

dat als tweede protocol aan het<br />

Verdrag betreffende de Europese Unie<br />

is gehecht (Verdrag van Maastricht)<br />

1997 nr 6<br />

heeft geen invloed op het recht op aansluiting<br />

(in gelijke zin het hierna te vermelden<br />

Fisscher-arrest).<br />

In het Fisscher-arrest van het EG-hof<br />

d.d. 28 september 1994 is onder meer<br />

beslist dat een werknemer zich niet op<br />

grond van het feit dat hij met terugwerkende<br />

kracht aanspraak kan maken op<br />

aansluiting bij een pensioenregeling,<br />

kan onttrekken aan de betaling van de<br />

op de betrokken periode van aansluiting<br />

betrekking hebbende premie.<br />

Nationale regels betreffende de in het<br />

nationale recht geldende 'beroepstermijnen'<br />

kunnen worden tegengeworpen<br />

aan werknemers die hun recht op<br />

aansluiting bij een bedrijfspensioenregeling<br />

doen gelden, mits deze regels<br />

voor dit soort vorderingen niet ongunstiger<br />

zijn dan voor soortgelijke nationale<br />

vorderingen en zij het in de praktijk<br />

niet onmogelijk maken om het aan<br />

het gemeenschapsrecht ontleende recht<br />

uit te oefenen.<br />

6.3. De rechtbank zal eerst grief 1 van<br />

het incidentele appel behandelen. Y<br />

heeft in de toelichting op deze grief<br />

aangevoerd dat voor haar primaire vordering<br />

onder het tot 1 januari 1992 geldende<br />

recht een verjaringstermijn van<br />

30 jaar gold en dat deze verjaring met<br />

de dagvaarding van 15 oktober 1992 in<br />

verband met art. 73 Ow is gestuit.<br />

6.4. X beoogt dat art. 73 Ow in dit geval<br />

buiten toepassing dient te blijven<br />

op grond van art. 119 EEG-Verdrag<br />

en/of op grond van art. 75, lid 2, Ow.<br />

6.5. De rechtbank overweegt als volgt.<br />

Van het recht op aansluiting dient volgens<br />

het gemeenschaprecht te worden<br />

onderscheiden het recht op pensioenuitkeringen,<br />

waarop het tweede protocol<br />

van artikel 118 van het EEG-Verdrag<br />

wel van toepassing is.<br />

6.6. Tussen partijen staat in hoger beroep<br />

vast dat de in de pensioenreglementen<br />

van X van vóór 1 januari 1992<br />

vervatte uitsluiting van deeltijd-werknemers<br />

strijdig is met art. 119 EEG-<br />

Verdrag. Deze discriminatie kan niet<br />

los gedacht worden van de arbeidsrelatie<br />

tussen partijen. Derhalve kan - anders<br />

dan Y kennelijk'meent - haar primaire<br />

vordering niet gegrond zijn op<br />

onrechtmatig nalaten. Aangezien de<br />

vordering strekt tot het met terugwerkende<br />

kracht opnemen van Y in de ondernemingspensioenregeling,<br />

ligt het<br />

voor de hand deze aan te merken als<br />

een vordering tot nakoming.<br />

6.7. Aangenomen moet worden dat X<br />

op grond van het gemeenschapsrecht<br />

jegens Y gehouden was een pensioentoezegging<br />

te doen als welke zij eerst<br />

met ingang van 1 januari 1992 jegens Y

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!