november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Verkrachting<br />
Nr812(RN-kort)<br />
Rechtbank Amsterdam<br />
14 mei 1997<br />
NrH 95.1900<br />
MrC. Uriot<br />
T, eiser, procureur mr E.A.P. Engels,<br />
tegen, E, gedaagde, procureur mr K.<br />
Spaargaren<br />
Verkrachting, aangifte, materiële en<br />
immaterile schadevergoeding<br />
Gedaagde heeft aangifte gedaan van<br />
verkrachting door J en van bedreiging<br />
met verkrachting door eiser<br />
(vriend van J). De zaak tegen eiser is<br />
geseponeerd omdat gedaagde een gedeelte<br />
van haar verklaring heeft ingetrokken.<br />
Eiser vordert een schadevergoeding<br />
(ƒ 10.000,- immaterieel en ƒ 4.095,19)<br />
omdat gedaagde een valse aangifte<br />
heeft gedaan.<br />
Gedaagde blijft erbij dat eiser haar<br />
wel degelijk tweemaal heeft bedreigd<br />
met verkrachting en dat haar verklaring<br />
daarover correct was. Zij<br />
overlegt een brief van de officier van<br />
justitie.<br />
Omdat eiser een 'onvoldoende aanbod<br />
doet om te bewijzen dat er sprake<br />
is van een valse aangifte wordt de<br />
vordering afgewezen en wordt eiser<br />
veroordeeld in de kosten van het geding.<br />
SOCIALE ZEKERHEID<br />
Nr813<br />
Rechtbank Utrecht<br />
21 oktober 1996<br />
Nr 92/896 WW<br />
Mrs Nihot, Corbey, Van Laar<br />
M, eiseres, advocaat Stegeman-Kragting<br />
tegen het bestuur van de Bedrijfsvereniging<br />
voor de Hout- en Meubelindustrie<br />
en Groothandel in Hout,<br />
verweerder, gemachtigde mr M.H.J.<br />
van Kuilenburg<br />
Verbod arbeidsovereenkomst tussen<br />
echtgenoten, Ww, werknemer<br />
Art. 3 Ww, 1637i BW<br />
Eiseres is vanaf 1987 in dienst bij E.<br />
Sinds februari 1986 woonden zij samen.<br />
Op 19 oktober 1990 zijn ze getrouwd.<br />
Na faillissement van het bedrijf<br />
van E, haar echtgenoot, heeft<br />
zij Ww aangevraagd. De bedrijfsvereniging<br />
heeft de uitkering geweigerd.<br />
Ter beantwoording van de vraag of<br />
RECHTSPRAAK<br />
er sprake is van een dienstbetrekking<br />
dient de arbeidsovereenkomst<br />
te worden getoetst aan de gangbare<br />
materiële maatstaven voor een arbeidsovereenkomst.<br />
Het huwelijk<br />
tussen partijen had materieel gezien<br />
geen gevolgen voor de arbeidsverhouding.<br />
Aan de huwelijkse relatie<br />
(art. 1637i BW-verbod arbeidsovereenkomst<br />
tussen echtgenoten) wordt<br />
in dit kader geen absolute betekenis<br />
toegekend. Eiseres voldoet aan de<br />
voorwaarden voor het aannemen<br />
van een dienstbetrekking in de zin<br />
van art. 3 Ww. Verweerder dient<br />
met inachtneming van deze uitspraak<br />
opnieuw een beslissing te nemen.<br />
(...)<br />
Feiten<br />
Eiseres is ingaande 1 februari 1987 als<br />
knipster/naaister in dienst getreden bij<br />
E te C. E had een eenmansbedrijf dat<br />
volgens het uittreksel uit het handelsregister<br />
van de Kamer van Koophandel<br />
en Fabrieken voor Zuid-West-Gelderland<br />
van 4 juni 1991 gedreven werd<br />
voor rekening van S. Eiseres en S<br />
woonden sinds februari 1986 samen.<br />
Op 19 oktober 1990 zijn eiseres en S<br />
getrouwd. Gedurende de periode van<br />
15 <strong>november</strong> 1990 tot 6 juli 1991 heeft<br />
eiseres in verband met ziekte, zwangerschap<br />
en bevalling een uitkering ingevolge<br />
de Ziektewet ontvangen.<br />
Bij brief van 16 maart 1995 is namens<br />
eiseres een verklaring overgelegd van<br />
een oud-collega van eiseres Z onder<br />
meer inhoudende 'dat Mevr. M dezelfde<br />
werktijden had van 7.00 uur tot<br />
16.30 maar dan als meubelstikster.'<br />
Volgens een arbeidsovereenkomst van<br />
<strong>december</strong> 1990 is S op 1 januari 1991<br />
als produktiemedewerker in dienst getreden<br />
bij R gevestigd te C. Op 29 mei<br />
1991 is S handelende onder de naam E<br />
failliet verklaard. In verband met het<br />
faillissement is eiseres door de curator<br />
bij brief van 5 juli 1991 ontslag aangezegd<br />
met ingang van 8 juli 1991. Eiseres<br />
heeft vervolgens bij formulier, gedateerd<br />
31 juli 1991, bij verweerders<br />
bedrijfsvereniging een uitkering ingevolge<br />
de WW aangevraagd. Volgens<br />
de op dat formulier ingevulde gegevens<br />
werkte zij bij E 40 uur per week tegen<br />
een loon van ƒ 2.067,- bruto per maand.<br />
Het bestreden besluit<br />
Bij het bestreden besluit heeft verweerder<br />
eiseres met ingang van 8 juli 1991<br />
uitkering ingevolge de WW geweigerd<br />
omdat zij naar het oordeel van verweerder<br />
geen werknemer was in de zin<br />
1997 nr 6<br />
van de WW vanaf het moment waarop<br />
zij met S in het huwelijk is getreden.<br />
Verweerder verwees naar artikel 1637i<br />
van het burgerlijk Wetboek (BW),<br />
waarin is bepaald dat een tussen echtgenoten<br />
aangegane arbeidsovereenkomst<br />
nietig is. Voorts stelde verweerder<br />
dat, nu deze situatie langer dan 3<br />
maanden heeft voortgeduurd, de bedrijfsvereniging<br />
eiseres het werknemerschap<br />
niet meer kon hergeven.<br />
Standpunt van eiseres<br />
Eiseres heeft in beroep - samengevat -<br />
de volgende, schriftelijk en mondeling<br />
geformuleerde gronden aangevoerd:<br />
1. Artikel 8 lid 4 WW<br />
S is per 1 januari 1991 in dienst getreden<br />
bij een ander bedrijf en vanaf die<br />
datum berustte de feitelijke leiding van<br />
het bedrijf E bij zijn vader C.J. van S.<br />
Daarom bestond er vanaf 1 januari<br />
1991 weer een gezagsverhouding tussen<br />
E en eiseres. Zij heeft dan ook minder<br />
dan 3 maanden onder het gezag van<br />
haar echtgenoot gestaan, zodat verweerder<br />
haar het werknemerschap onder<br />
toepassing van artikel 8 lid 4 WW<br />
dient te hergeven.<br />
2. Onderscheid gehuwden - ongehuwden<br />
Er wordt ten onrechte onderscheid gemaakt<br />
tussen gehuwden en ongehuwden.<br />
Tussen samenwonenden bestaat<br />
immers geen belemmering om een arbeidsovereenkomst<br />
te sluiten. Dit<br />
onderscheid is in strijd met artikel 26<br />
van het Internationaal Verdrag inzake<br />
Burgerrechten en Politieke Rechten<br />
(IVBPR) en met artikel 14 van het<br />
Europees Verdrag tot bescherming van<br />
de rechten van de mens eri de fundamentele<br />
vrijheden (EVRM).<br />
3. Indirecte discriminatie op grond van<br />
geslacht<br />
De toepassing van artikel 1637i BW<br />
treft in hoofdzaak <strong>vrouwen</strong> nu mannen<br />
zelden werkzaam zijn voor hun <strong>vrouwen</strong><br />
en in verreweg de meeste gevallen<br />
<strong>vrouwen</strong> werkzaam zullen zijn in het<br />
bedrijf van hun echtgenoot. Dit blijkt<br />
bijvoorbeeld uit cijfers van het Centraal<br />
Bureau voor de Statistiek die laten<br />
zien dat in 1994 van de meewerkende<br />
zelfstandigen tegenover 55.000 <strong>vrouwen</strong><br />
die in het bedrijf van hun partner<br />
werkten, 4.000 mannen stonden die in<br />
het bedrijf van hun partner werkten. Dit<br />
heeft onder meer tot gevolg dat meer<br />
<strong>vrouwen</strong> dan mannen niet verzekerd<br />
zijn ingevolge de sociale verzekeringswetten.<br />
Het bestreden besluit is daarom<br />
23