06.05.2013 Views

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

duidt er op dat de werkzaamheden van<br />

een prostituee aangemerkt worden als<br />

werk in de zin van het Gemeenschaprecht<br />

op grond waarvan verblijfsrecht<br />

ontstaat. Eiseres beroept zich daarnaast<br />

op het terzake geldende beleid van verweerder,<br />

neergelegd in hoofdstuk B12<br />

4.2.3. van de Vreemdelingencirculaire<br />

1994. Eiseres maakt hieruit op, dat uit<br />

de bepalingen van de Overeenkomst<br />

volgt dat zelfstandigen die zich in Nederland<br />

willen vestigen, aanspraak maken<br />

op een behandeling die niet minder<br />

gunstig is dan de behandeling van Nederlanders,<br />

indien zij economische activiteiten<br />

anders dan in loondienst gaan<br />

verrichten. De vraag of met haar activiteiten<br />

een wezenlijk Nederlands economisch<br />

belang is gediend, komt in dit<br />

kader niet aan de orde. Eiseres is van<br />

oordeel dat zij voldoet aan de voorwaarden<br />

zoals neergelegd in hoofdstuk<br />

B12 onder 2 van de Vreemdelingencirculaire<br />

1994, nu zij beschikt over voldoende<br />

middelen van bestaan en geen<br />

sprake is van gevaar voor openbare orde,<br />

openbare rust of nationale veiligheid.<br />

Voorts is eiseres van oordeel dat klemmende<br />

reden van humanitaire aard tot<br />

toelating nopen. Daartoe wijst eiseres<br />

op het feit dat haar aanwezigheid jarenlang<br />

is gedoogd. Haar illegale verblijf<br />

was bij de autoriteiten bekend. De<br />

politie controleerde haar en registreerde<br />

haar persoonlijke gegevens. Eiseres<br />

is sedert april 1994 werkzaam geweest<br />

in de Amsterdamse raamprostitutie. Eiseres<br />

heeft aldus in Nederland verbleven<br />

en met het verdiende geld in haar<br />

eigen onderhoud kunnen voorzien.<br />

Eiseres heeft haar verzoek om vergoeding<br />

van kosten van verleende rechtsbijstand<br />

in de bezwaarfase ter zitting<br />

ingetrokken.<br />

3. Verweerder stelt zich op het standpunt<br />

dat eiseres zich niet kan beroepen<br />

op de Overeenkomst omdat de reikwijdte<br />

van deze Overeenkomst niet zo<br />

ver strekt als de bepalingen in het EG<strong>verdrag</strong>.<br />

Daarnaast is verweerder van<br />

oordeel dat de reikwijdte van de Overeenkomst<br />

niet zo ver strekt dat de activiteiten<br />

van eiseres als zelfstandig<br />

prostituee als economische activiteiten<br />

in de zin van deze Overeenkomst zijn<br />

aan te merken. Daartoe voert verweerder<br />

aan dat prostitutie geen maatschappelijk<br />

geaccepteerde vorm van beroepsuitoefening<br />

is en niet kan worden<br />

beschouwd als reguliere arbeid noch<br />

als vrij beroep in het gangbaar juridisch<br />

spraakgebruik. Verweerder is voorts<br />

van oordeel dat, indien het de bedoeling<br />

zou zijn geweest om werkzaamhe-<br />

RECHTSPRAAK<br />

den als prostituee onder de werking<br />

van de Overeenkomst te laten vallen,<br />

dit uitdrukkelijk uit de tekst zou zijn<br />

gebleken. Nu gebleken is dat het nimmer<br />

de bedoeling is geweest om de<br />

werkzaamheden als zelfstandig prostituee<br />

onder de werking van de Overeenkomst<br />

te brengen, volgt hieruit dat voor<br />

verweerder geen verplichting bestond<br />

om eiseres op deze grond toe te laten.<br />

Zo de activiteiten van eiseres al zijn<br />

aan te merken als economische activiteiten,<br />

kan een beroep op de Overeenkomst<br />

niet slagen omdat de werkzaamheden<br />

als raamprostituee strijd<br />

opleveren met de openbare orde. Verweerder<br />

is van oordeel dat met de aanwezigheid<br />

van eiseres als zelfstandig<br />

prostituee geen Nederlands economisch<br />

belang is gediend. Evenmin is<br />

gebleken van klemmende redenen van<br />

humanitaire aard die tot toelating nopen.<br />

4. De rechtbank overweegt het volgende.<br />

Ingevolge artikel 11 lid 5 Vw kan het<br />

verlenen van een vergunning tot verblijf<br />

aan een vreemdeling worden geweigerd<br />

op gronden aan het algemeen<br />

belang ontleend.<br />

5. Verweerder voert bij de toepassing<br />

van dit artikellid het beleid dat vreemdelingen<br />

niet voor toelating in aanmerking<br />

komen, tenzij met hun aanwezigheid<br />

hier te lande een wezenlijk<br />

Nederlands belang is gediend, dan wel<br />

klemmende redenen van humanitaire<br />

aard of verplichtingen voortvloeiende<br />

uit internationale overeenkomsten tot<br />

toelating nopen. Dit beleid is neergelegd<br />

in de Vreemdelingencirculaire<br />

(Vc) 1994.<br />

6. Voorzover eiseres een beroep doet<br />

op het feit dat haar aanwezigheid hier<br />

te lande jarenlang is gedoogd, kan dit<br />

naar het oordeel van de rechtbank niet<br />

slagen. Daartoe merkt de rechtbank op<br />

dat niet aannemelijk is geworden dat er<br />

sprake is geweest van een gedoogbeleid.<br />

Uit de registratie van prostituees<br />

door het zogenaamde 'prostiteam' kan<br />

zulks niet worden afgeleid reeds omdat<br />

deze registratie met een ander doel geschiedde.<br />

Naar het oordeel van de<br />

rechtbank is - voorzover derhalve al<br />

gesproken kan worden van geen gedoogbeleid<br />

- niet gebleken dat het gedogen<br />

van een zodanige aard en duur<br />

was, dat geconcludeerd kan worden dat<br />

verweerder jegens eiseres rechtens relevante<br />

verwachtingen heeft gewekt,<br />

dat in haar illegale verblijf zou worden<br />

berust. Ook ter zitting zijn omtrent de<br />

aard en duur van het gedogen geen relevante<br />

omstandigheden aangevoerd.<br />

7. Ten aanzien van de overige naar voren<br />

gebrachte stellingen overweegt de<br />

rechtbank het volgende. Op 1 februari<br />

1995 is de Overeenkomst in werking<br />

getreden. Krachtens artikel 45, derde<br />

lid van de Overeenkomst, voor zover<br />

hier van belang, verleent elke Lid-Staat<br />

vanaf de inwerkingtreding van de<br />

Overeenkomst voor de vestiging van<br />

Tsjechische onderdanen een behandeling<br />

die niet minder gunstig is dan die<br />

welke aan de eigen onderdanen wordt<br />

verleend. Ingevolge het vierde lid van<br />

dit artikel wordt onder 'vestiging' verstaan<br />

het recht op toegang tot en uitoefening<br />

van economische activiteiten<br />

anders dan in loondienst.<br />

8. De rechtbank deelt niet de opvatting<br />

van eiseres dat verweerder op grond<br />

van artikel 45 van de Overeenkomst<br />

zonder meer is gehouden haar in het<br />

bezit te stellen van een vergunning tot<br />

verblijf.<br />

Waar onderdanen van de lidstaten van<br />

de EG het recht op toelating en verblijf<br />

als zelfstandigen niet rechtstreeks ontlenen<br />

aan de in artikel 52 van het EG<strong>verdrag</strong><br />

neergelegde en naar strekking<br />

met artikel 45 van de Overeenkomst<br />

overeenkomende anti-discriminatieclausule<br />

ten aanzien van de toegang tot<br />

en uitoefening van economische activiteiten,<br />

maar aan de uitvoeringsrichtlijn<br />

73/148, ligt het voor de hand te oordelen<br />

dat evenmin rechtstreeks aan artikel<br />

45 van de Overeenkomst aanspraak op<br />

toelating en verblijf kan worden ontleend,<br />

terwijl voorts moet worden vastgesteld<br />

dat een nadere overeenkomst<br />

tussen de partijen bij de Overeenkomst<br />

met betrekking tot het recht op toelating<br />

en verblijf van zelfstandigen ontbreekt.<br />

Dit oordeel houdt stand tegen de verwijzing<br />

door eiseres naar de rechtspraak<br />

van het Hof van Justitie van de<br />

Europese Gemeenschappen ten aanzien<br />

van Besluit no 1/80 van 19 september<br />

1980 van de Associatieraad, die<br />

bij de Associatie-overeenkomst tussen<br />

de Europese Economische Gemeenschap<br />

en Turkije in het leven is geroepen.<br />

Dit besluit heeft betrekking op de<br />

vrije toegang tot arbeid ten behoeve<br />

van Turkse werknemers na een periode<br />

van legale arbeid en van hun gezinsleden<br />

na een periode van legaal verblijf<br />

en is dus naar inhoud en strekking niet<br />

vergelijkbaar met artikel 45 van de<br />

Overeenkomst. Dat voornoemd Hof uit<br />

dat besluit een recht op voortgezet verblijf<br />

heeft afgeleid, heeft dan ook geen<br />

betekenis voor de vraag of aan artikel<br />

45 van de Overeenkomst enig recht op<br />

toelating en verblijf kan worden ontleend.<br />

1997 nr 6 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!