06.05.2013 Views

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

november/december 1 9 9 7 vn-vrouwen verdrag roniek ... - Aletta

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

mende redenen van humanitaire<br />

aard ten aanzien van de situatie van<br />

gescheiden <strong>vrouwen</strong> bij terugkeer<br />

naar het land van herkomst. Er is onvoldoende<br />

gebleken dat er opvang in<br />

Turkije aanwezig is. Niet meegewogen<br />

is het verblijf in een Blijf-vanmijn-lijf-huis.<br />

Als algemeen bekend<br />

mag worden verondersteld dat een<br />

zeer jeugdig kind er belang bij heeft<br />

contact te hebben met zijn vader.<br />

Ook dit belang is onvoldoende meegewogen.<br />

(...)<br />

II Overwegingen<br />

1. Aan de orde is de vraag of er aanleiding<br />

bestaat de uitzettingsbeslissing te<br />

schorsen en een daartoe strekkende<br />

voorlopige voorziening te treffen. In<br />

artikel 32 lid 1 aanhef en onder b Vw is<br />

bepaald dat uitzetting achterwege blijft<br />

indien er aanleiding bestaat om aan te<br />

nemen dat het bezwaar gericht tegen<br />

het besluit dat strekt tot weigering van<br />

de toelating, een redelijke kans van slagen<br />

heeft. De beslissing uitzetting niet<br />

achterwege te laten dient te worden geschorst<br />

indien verweerder heeft gehandeld<br />

in strijd met bovengenoemde wettelijke<br />

bepaling. Voorts dient uitzetting<br />

vooralsnog achterwege te blijven indien<br />

verweerder in de gegeven omstandigheden<br />

anderszins heeft gehandeld in<br />

strijd met rechtsregels, waaronder de<br />

algemene beginselen van behoorlijk<br />

bestuur.<br />

2. De president gaat uit van de volgende<br />

feiten. Op 15 januari 1992 is verzoekster<br />

Nederland ingereisd. Op 10<br />

juni 1993 is zij in het huwelijk getreden<br />

met D., met de Nederlandse nationaliteit.<br />

Verzoekster heeft vervolgens op<br />

16 juni 1993 een aanvraag ingediend<br />

tot verlening van een vergunning tot<br />

verblijf bij echtgenoot. Deze aanvraag<br />

is ingewilligd en laatstelijk verlengd tot<br />

28 april 1996. In 1994 is uit het huwelijk<br />

een zoon, F.D., geboren. Verzoekster<br />

is gedurende haar huwelijk regelmatig<br />

ernstig mishandeld hetgeen in<br />

juni 1995 heeft geleid tot een noodverblijf<br />

in het 'blijf-van-mijn-lijf-huis' de<br />

Roggeveen te Amsterdam. Eenmaal<br />

heeft zij aangifte gedaan van de mishandeling.<br />

Op 8 juni 1995 heeft de<br />

echtgenoot van verzoekster een verzoek<br />

voorlopige voorzieningen voorafgaand<br />

aan de echtscheiding ingediend.<br />

Bij beschikking van de arrondissementsrechtbank<br />

te Amsterdam van 12<br />

juli 1995 is bepaald dat verzoekster<br />

voorlopig haar minderjarige zoon<br />

kreeg toevertrouwd. Tevens is een<br />

voorlopige omgangsregeling getroffen<br />

RECHTSPRAAK<br />

tussen F en zijn vader. Verzoekster<br />

kreeg het gebruik van de echtelijke woning<br />

toegewezen. Met ingang van 12<br />

juli 1995 bestaat er. tussen verzoekster<br />

en haar echtgenoot geen duurzame samenleving<br />

meer. De echtscheiding tussen<br />

hen is op 8 mei 1996 uitgesproken.<br />

Bij diezelfde uitspraak heeft de rechtbank<br />

verzoekster belast met de uitoefening<br />

van het gezag over haar minderjarige<br />

zoon. Tevens heeft de rechtbank<br />

bepaald dat de bij voorlo'pige voorziening<br />

vastgestelde omgangsregeling<br />

zal blijven voortduren en dat de behandeling<br />

omtrent de definitieve, uitgebreidere<br />

omgangsregeling zal worden<br />

aangehouden totdat verzoeksters voormalige<br />

echtgenoot over een eigen woning<br />

beschikt.<br />

3. Verzoekster meent dat klemmende<br />

redenen van humanitaire aard tot toelating<br />

nopen. Het feit dat verzoekster in<br />

haar huwelijk met een man die voorheen<br />

de Turkse nationaliteit bezat,<br />

werd mishandeld leidt bij haar terugkeer<br />

naar Turkije tot onrechtvaardig<br />

grote problemen. Daarbij komt dat verzoekster<br />

als een gescheiden vrouw met<br />

een zoon welke zoon niet de Turkse nationaliteit<br />

heeft, terugkeert. Bovendien<br />

heeft verzoekster in Turkije jaren geleden<br />

een mislukt huwelijk gehad, welk<br />

uitmondde in een echtscheiding. Vanwege<br />

dit schandaal had verzoekster in<br />

Turkije geen (sociaal) leven meer. Nu<br />

ook haar huwelijk in Nederland is mislukt<br />

en haar familieleden in Turkije op<br />

de hoogte zijn gebracht van haar aangifte<br />

terzake van mishandeling tegen D<br />

zou de situatie voor Verzoekster een<br />

kennelijk onredelijke hardheid opleveren<br />

indien zij zou dienen terug te keren<br />

naar Turkije. Ter ondersteuning van<br />

bovenstaande dient de brief die verzoekster<br />

van haar vader ontving. Uit<br />

deze (ongedateerde) brief blijkt dat<br />

verzoekster in Turkije niet meer door<br />

haar familie wordt geaccepteerd daar<br />

zij tot tweemaal toe haar familie te<br />

schande heeft gemaakt. Uit een brief<br />

van 29 februari 1996 afkomstig van de<br />

vereniging voor <strong>vrouwen</strong> uit Turkije in<br />

Amsterdam blijkt dat verzoekster als<br />

gescheiden vrouw met een kind in Turkije<br />

geen gebruik zal kunnen maken<br />

van de sociale voorzieningen en maatschappelijke<br />

hulp aldaar. Zij zal om te<br />

kunnen leven een baan en een huis dienen<br />

te vinden hetgeen heel moeilijk zal<br />

worden daar zij de zorg heeft voor haar<br />

kind en niet kan rekenen op enige hulp<br />

van familie of vrienden. Zij voert tevens<br />

aan dat zij het in het belang van<br />

haar kind acht dat hij contact heeft met<br />

zijn vader in Nederland.<br />

4. Verweerder stelt zich op het standpunt<br />

dat verzoekster niet meer voldoet<br />

aan de beperking waaronder haar verblijf<br />

hier te lande werd toegestaan. Niet<br />

is gebleken dat het onverantwoord zou<br />

zijn om verzoekster naar het land van<br />

herkomst te laten terugkeren. Van verregaande<br />

inburgering is geen sprake.<br />

Tevens is niet gebleken dat verzoekster<br />

zich niet meer in het land van herkomst<br />

staande zou kunnen houden. Mitsdien<br />

kan aan verzoekster verblijf worden<br />

geweigerd. Er zijn geen feiten of omstandigheden<br />

op grond waarvan verzoekster<br />

om andere klemmende redenen<br />

van humanitaire aard verblijf voor<br />

het door verzoekster beoogde doel<br />

dient te worden toegestaan. De weigering<br />

om verzoekster voorgezet verblijf<br />

toe te staan betekent geen schending<br />

van art. 8 EVRM. Er is sprake van gezinsleven<br />

tussen verzoekster en haar<br />

kind en tussen de vader en het kind.<br />

Aangezien het kind is toegewezen aan<br />

verzoekster is er sprake van inmenging<br />

in het recht op eerbiediging van het gezinsleven<br />

tussen de vader en het kind.<br />

Deze inmenging is gerechtvaardigd in<br />

het belang van het economisch welzijn<br />

van Nederland en de bescherming van<br />

rechten en vrijheden van anderen. Gelet<br />

op de zeer jeugdige leeftijd kan van<br />

het kind worden gevergd dat hij zijn<br />

moeder volgt. Niet is gebleken dat de<br />

vader een frequent en regelmatig contact<br />

met zijn kind heeft. De bestaande<br />

omgangsregeling is niet bestendig en<br />

de vader levert ook geen bijdrage in de<br />

kosten van verzorging en opvoeding<br />

van zijn kind. Bijzondere feiten of omstandigheden<br />

waaruit een positieve<br />

verplichting voortvloeit hier te lande<br />

verblijf toe te staan doen zich niet voor.<br />

De president overweegt het volgende.<br />

5. Ingevolge artikel 11 lid 5 Vw kan het<br />

verlenen van een vergunning tot verblijf,<br />

evenals de verlenging van een<br />

dergelijke vergunning, aan een vreemdeling<br />

worden geweigerd op gronden<br />

aan het algemeen belang ontleend.<br />

Hiervan kan, gelet op het bepaalde in<br />

artikel 12, aanhef en onder d Vw, sprake<br />

zijn, indien - voor zover hier van belang<br />

- niet meer wordt voldaan aan de<br />

beperking die aari de reeds verleende<br />

vergunning verbonden is.<br />

6. Verweerder voert bij de toepassing<br />

van dit artikellid het beleid dat vreemdelingen<br />

niet voor toelating in aanmerking<br />

komen, tenzij met hun aanwezigheid<br />

hier te lande een wezenlijk<br />

Nederlands belang is gediend, dan wel<br />

klemmende redenen van humanitaire<br />

aard of verplichtingen voortvloeiende<br />

1997 nr 6 25

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!