Innovatie-inspanningen van Vlaamse ondernemingen : een ... - IWT
Innovatie-inspanningen van Vlaamse ondernemingen : een ... - IWT
Innovatie-inspanningen van Vlaamse ondernemingen : een ... - IWT
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
HOOFDSTUK 2 > Historiek <strong>van</strong> de CIS-Enquête<br />
overschatting die wellicht te maken heeft<br />
met de wijze waarop deze activiteit geïnterpreteerd<br />
wordt. Er is immers binnen de<br />
gestelde vragen <strong>een</strong> onderscheid gemaakt<br />
tussen enerzijds onderzoek en ontwikkeling,<br />
en anderzijds innovatie <strong>van</strong> nieuwe producten<br />
en processen. Positief gesteld kan men<br />
deze mogelijke overschatting echter ook<br />
interpreteren als <strong>een</strong> openheid <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />
grote groep <strong>ondernemingen</strong> voor de noodzaak<br />
om zich technologisch te vernieuwen”.<br />
2.3 CIS-2<br />
De CIS-2-enquête werd uitgevoerd door de<br />
DWTC in 1997 voor de periode 1993-1995. In<br />
tegenstelling tot de uitvoering <strong>van</strong> de CIS-1enquête,<br />
waarbij g<strong>een</strong> problemen werden<br />
ondervonden, was dat wel het geval bij CIS-<br />
2. Ondanks <strong>een</strong> hoge respons <strong>van</strong> 60%<br />
kwam men daarmee in de innovatiestatistiek<br />
<strong>van</strong> Eurostat tot <strong>een</strong> onrealistisch lage<br />
innovatiegraad <strong>van</strong> 34% in de verwerkende<br />
nijverheid en 18 % in de dienstensector.<br />
Maar uit vergelijking met andere informatiebronnen<br />
(technologie-enquêtes in de<br />
jaren negentig, zie verder) en uit internationale<br />
vergelijkingen (ongeloofwaardige ranking<br />
<strong>van</strong> België op de hoogte <strong>van</strong> Portugal,<br />
Turkije en Mexico) blijkt dat de statistieken<br />
die door Eurostat afgeleid werden uit de<br />
CIS-2-enquête niet betrouwbaar zijn. Een<br />
belangrijke aanduiding is het zeer grote verschil<br />
tussen de innovatiegraad die berekend<br />
werd uit de 60% respons (26% voor de verwerkende<br />
nijverheid) en deze uit de nonresponsenquête<br />
bij 10 % <strong>van</strong> de nonrespons<br />
(44% <strong>van</strong> die <strong>ondernemingen</strong> zijn<br />
innovatief!). De herweging door Eurostat<br />
tot de uiteindelijke 34% innovatiegraad is<br />
dan <strong>een</strong> antwoord op <strong>een</strong> probleem <strong>van</strong> vertekening<br />
door verschillende samenstelling<br />
<strong>van</strong> de twee deelpopulaties. Maar die hypothese<br />
dat niet-respondenten zoveel innovatiever<br />
zouden zijn dan de respondenten kan<br />
niet worden onderscheiden <strong>van</strong> de hypothese<br />
dat er <strong>een</strong> verschil in antwoordgedrag<br />
bestaat tussen <strong>ondernemingen</strong> die <strong>een</strong> volledige<br />
vragenlijst moeten invullen (respons)<br />
en degene die <strong>een</strong> korte vragenlijst moeten/mogen<br />
invullen (non-respons). De rapportering<br />
bij de respons kende immers <strong>een</strong><br />
13<br />
><br />
opvallend hoge item non-respons en tevens<br />
bleek die uit te gaan <strong>van</strong> ‘ongeschikte’ contactpersonen<br />
(b.v. bij de boekhouding) die<br />
niet geïnformeerd en/of gemotiveerd zijn<br />
om <strong>een</strong> accuraat antwoord te geven. Nietinnovatief<br />
zijn is administratief de makkelijkste/kortste<br />
manier voor het beantwoorden<br />
<strong>van</strong> het formulier!<br />
2.4 TECHNOLOGIE-ENQUÊTES<br />
<strong>IWT</strong>-STUDIES > >> 45<br />
Naast de CIS-enquêtes, werd in 1992, 1994<br />
en 1997 <strong>een</strong> ‘Technologie-enquête’ georganiseerd<br />
die werd geconcipieerd door de<br />
Stichting Technologie Vlaanderen (onderdeel<br />
<strong>van</strong> de SERV – Sociaal-Economische<br />
Raad voor Vlaanderen) op <strong>een</strong> moment dat<br />
er nog g<strong>een</strong> sprake was <strong>van</strong> <strong>een</strong> Europese<br />
innovatie-enquête. De <strong>Vlaamse</strong> enquête<br />
was ook meer gericht op diffusie en<br />
gebruik <strong>van</strong> technologie, maar stelde ook<br />
<strong>een</strong> vraag naar innovatieactiviteit als het<br />
op de markt brengen <strong>van</strong> ‘nieuwe of sterk<br />
verbeterde producten’ en ‘nieuwe of sterk<br />
verbeterde diensten’. De referentieperiode<br />
voor deze product- en diensteninnovatie<br />
bedroeg echter g<strong>een</strong> drie jaar zoals in de<br />
CIS-enquête, maar slechts twee jaar.<br />
Ondanks deze kortere referentieperiode<br />
werd in 1997 voor de jaren 95-96 (dus<br />
gelijktijdig met de CIS-enquête) <strong>een</strong> innovatiegraad<br />
genoteerd <strong>van</strong> 47% bij de<br />
kleine bedrijven (met minder dan 50 werknemers)<br />
en 66% bij de grote bedrijven, wel<br />
te verstaan enkel voor producten en diensten<br />
(procesinnovaties werden niet op<br />
gelijkaardige wijze onderzocht). Zie <strong>IWT</strong>studie<br />
Bourdeaud’hui. De enquête werd<br />
afgenomen bij <strong>een</strong> steekproef <strong>van</strong> 1776<br />
bedrijven uit alle sectoren (of 11% <strong>van</strong> de<br />
beschouwde populatie <strong>van</strong> 16.351 vestigingen;<br />
70% respons op de getrokken steekproef)<br />
via persoonlijke interviews bij productieverantwoordelijken.<br />
Er werd daarbij<br />
uitgegaan <strong>van</strong> de assumptie dat per cel 35<br />
observaties voldoende zijn voor <strong>een</strong> representatief<br />
resultaat (onder assumptie <strong>van</strong><br />
<strong>een</strong> normaal verdeelde populatie).<br />
Zoals gezegd is deze enquête niet helemaal<br />
vergelijkbaar met de CIS-enquête (vestigingen<br />
ipv <strong>ondernemingen</strong> op hoofdzetel; kor-