Innovatie-inspanningen van Vlaamse ondernemingen : een ... - IWT
Innovatie-inspanningen van Vlaamse ondernemingen : een ... - IWT
Innovatie-inspanningen van Vlaamse ondernemingen : een ... - IWT
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
HOOFDSTUK 3 > Methodologie <strong>van</strong> de CIS-3-enquête<br />
België (Belfirst) <strong>een</strong> bedrijfsregister opgesteld<br />
<strong>van</strong> 19.466 <strong>Vlaamse</strong> bedrijven. Op basis<br />
<strong>van</strong> dit bedrijfsregister en via selectie naar<br />
bedrijfsgrootte en sector, wordt <strong>een</strong> populatie<br />
vastgesteld. Hieruit worden <strong>een</strong> aantal<br />
sectoren gekozen volgens de richtlijnen <strong>van</strong><br />
Eurostat (volgens Nace-Bel code). Zie bijlage 1,<br />
tabel 1.<br />
Wat de bedrijfsgrootte betreft, worden<br />
enkel bedrijven met meer dan 10 werknemers<br />
geselecteerd. Omdat voor sommige<br />
bedrijven de nodige gegevens over tewerkstelling<br />
ontbreken in de gegevensbank,<br />
moet er in <strong>een</strong> aantal gevallen gewerkt worden<br />
met schattingen op basis <strong>van</strong> omzet- en<br />
andere bedrijfsgegevens om deze beslissing<br />
te kunnen nemen. Het bovenstaande levert<br />
<strong>een</strong> populatie op <strong>van</strong> 9.757 bedrijven. Deze<br />
populatie en zijn verdeling werd door het<br />
NIS conform de werkelijke populatie beoordeeld.<br />
Om hieruit vervolgens <strong>een</strong> steekproef<br />
te trekken, worden deze 9.757 bedrijven<br />
ondergebracht in <strong>een</strong> matrix volgens de hierboven<br />
opgesomde Nace-codes en 6 bedrijfsgrootteklassen<br />
(10-19 werknemers; 20-49<br />
werknemers; 50-249 werknemers; 250-499<br />
werknemers; 500-999 werknemers; en 1000<br />
en meer werknemers. Zie bijlage 1, tabel 2.<br />
Op basis <strong>van</strong> deze matrix worden vervolgens<br />
twee steekproeven getrokken voor de<br />
enquête in Vlaanderen. Allereerst trekt de<br />
DWTC <strong>een</strong> kleinere steekproef <strong>van</strong> 2.469<br />
bedrijven, hierbij in acht nemend dat de<br />
resultaten die door de DWTC aan Eurostat<br />
moeten geleverd worden, enkel statistisch<br />
significant moeten zijn op nationaal vlak.<br />
Belangrijke principes die ten grondslag liggen<br />
aan de trekking <strong>van</strong> deze gestratificeerde<br />
steekproef zijn het volledig bevragen<br />
<strong>van</strong> bedrijven met meer dan 250 werknemers<br />
(waar<strong>van</strong> er weinig zijn) en <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />
aantal (belangrijke) kleine sectoren, namelijk<br />
die met Nace-codes 244, 30+32, 34+35,<br />
40+41, 64, 73, 742 en 743. Zie bijlage 1, tabel 3.<br />
Door de eis <strong>van</strong> Eurostat om <strong>een</strong> betrouwbaarheidsinterval<br />
<strong>van</strong> 5% rond de gevonden<br />
waarde, met 95% nauwkeurigheid te<br />
bekomen, is er <strong>een</strong> probleem <strong>van</strong> nauwkeurigheid<br />
bij sectorale statistieken.<br />
Volgens eigen berekeningen moet het aan-<br />
19<br />
<strong>IWT</strong>-STUDIES > >> 45<br />
tal elementen in de steekproef sterk verhoogd<br />
worden om dergelijke nauwkeurigheid<br />
te bereiken. Ofwel moeten dus kleinere<br />
sectoren exhaustief bevraagd worden,<br />
ofwel is enkel voor grotere aggregaten de<br />
vooropgestelde nauwkeurigheid te halen.<br />
Om redenen <strong>van</strong> statistische significantie op<br />
Vlaams niveau, laat het <strong>IWT</strong> daarom <strong>een</strong><br />
tweede steekproef trekken. Deze omvat de<br />
DWTC-steekproef maar hoogt de matrix-cellen<br />
op die niet volledig worden getrokken in<br />
de DWTC-steekproef. Dat resulteert in <strong>een</strong><br />
steekproef <strong>van</strong> 3.202 bedrijven. Dit aantal<br />
houdt bij voorbaat rekening met <strong>een</strong> uitval<br />
door non-respons om voldoende aantallen<br />
te halen voor het bepalen <strong>van</strong> <strong>een</strong> betrouwbare<br />
statistiek. A priori kan echter gezegd<br />
worden dat de innovatiegraad enkel met<br />
<strong>een</strong> 95%-betrouwbaarheidsinterval <strong>van</strong> 5%<br />
rond berekende waarde kan afgeleid worden<br />
voor grote aggregaten type ‘hoogtechnologische<br />
bedrijven’ of ‘grote bedrijven’,<br />
maar dat voor <strong>Vlaamse</strong> sectorresultaten, de<br />
aantallen bijna steeds onvoldoende zijn<br />
voor statistieken met dergelijke nauwkeurigheid.<br />
Zie bijlage 1, tabel 4.<br />
Begin september 2001 wordt aan elk steekproefbedrijf<br />
<strong>een</strong> schriftelijke enquête<br />
gestuurd. Later die maand volgt <strong>een</strong> herinneringsbrief.<br />
Aan bedrijven die na het verstrijken<br />
<strong>van</strong> <strong>een</strong> periode <strong>van</strong> zes weken niet geantwoord<br />
hebben, wordt <strong>een</strong> tweede formulier<br />
opgestuurd. De methodologie <strong>van</strong> Eurostat<br />
bepaalt dat indien g<strong>een</strong> 80% respons wordt<br />
behaald, <strong>een</strong> non-responsanalyse wordt uitgevoerd.<br />
Van alle bedrijven die tegen 1 november<br />
2001 niet geantwoord hebben, wordt<br />
hiervoor <strong>een</strong> willekeurige steekproef getrokken<br />
<strong>van</strong> 10% ten behoeve <strong>van</strong> <strong>een</strong> nonrespons-enquête<br />
onder meer naar de belangrijkste<br />
variabele: de innovatieactiviteit. Aan<br />
deze bedrijven wordt vervolgens <strong>een</strong> kortere<br />
vragenlijst toegestuurd. Aanvullend wordt<br />
dan <strong>een</strong> poging ondernomen om alle resterende<br />
bedrijven te interviewen (CAPI).<br />
Hiervoor wordt <strong>een</strong> enquêtebureau ingeschakeld<br />
dat bij weigeringen ook <strong>een</strong> korte nonresponsenquête<br />
optekent langs de telefoon.<br />
De responsgraad op de enquête ligt echter<br />
vrij laag (zie tabellen in bijlage 1). Op de