03.09.2013 Views

blok 8 les 2 - Malmberg

blok 8 les 2 - Malmberg

blok 8 les 2 - Malmberg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

lok 8 <strong>les</strong> 1<br />

Materiaal<br />

Lesboek bladzijde 88 en 89<br />

Extra Materiaal<br />

Per kind een kladblaadje<br />

Doelen<br />

− Nieuw doel (opgave 1 en 2)<br />

Kinderen kunnen getallen aanvullen tot en met 1000.<br />

− Toetsdoel (opgave 3, 4 en 5)<br />

Kinderen kunnen rekenen tussen streepjes bij het optellen en<br />

aftrekken tot 1000.<br />

> Start<br />

Oriëntatie thema<br />

De kinderen bekijken de praatplaat en maken opgave 1. Ze<br />

schatten wie de duurste boodschappen heeft, klant 1, 2 of 3.<br />

En ze rekenen uit hoeveel klanten het nog is tot de duizendste<br />

klant.<br />

Interactie<br />

Nieuw doel (opgave 1 en 2)<br />

■ Bekijk samen de praatplaat en bespreek het thema ‘De<br />

supermarkt’. Herhaal de opdrachten en vragen uit de<br />

preteaching.<br />

■ Bespreek opgave 1 na. Vertel dat ze in deze opgave leren<br />

hoe je getallen aanvult tot en met 1000. Laat bij onderdeel<br />

a vertellen welke klant volgens hen het meest moet betalen<br />

en waarom. Praat met elkaar over mogelijke prijzen<br />

van artikelen. Vertel bijvoorbeeld bij onderdeel b dat de<br />

duizendste bezoeker één minuut gratis mag winkelen. Wijs<br />

op de teller bij de kassa. Hoeveel klanten zijn er al geweest?<br />

(860). Bespreek verschillende manieren waarop ze hebben<br />

uitgerekend hoeveel klanten het nog is tot de duizendste en<br />

noteer die op het bord, bijvoorbeeld:<br />

+ 40 + 100<br />

860 —> 900 —> 1000, dus nog 140 klanten<br />

+ 100 + 40<br />

860 —> 960 —> 1000, dus nog 140 klanten<br />

1000 – 860 = 140 klanten<br />

■ Vraag bij de eerste oplossing welke Vrienden van 100<br />

(60 + 40) en welke Vrienden van 1000 zijn gebruikt.<br />

(900 + 100). Bij de tweede oplossing tellen ze eerst door met<br />

sprongen van 100.<br />

■ Doe een doorteloefening. Laat bijvoorbeeld vanaf 130<br />

doortellen met sprongen van 100 tot 930. Hoeveel moet er<br />

nog bij tot 1000? (70).<br />

■ Teken op het bord vier tellers die het aantal klanten<br />

1<br />

2<br />

88<br />

8<br />

De 1000ste klant<br />

mag 1 minuut gratis<br />

boodschappen doen!<br />

samen 1000<br />

490<br />

840<br />

360<br />

190<br />

910<br />

De supermarkt<br />

a Welk karretje heeft de duurste boodschappen?<br />

Leg uit waarom je dat denkt.<br />

Reken uit.<br />

2<br />

1<br />

samen 1000<br />

230<br />

260<br />

650<br />

180<br />

770<br />

3<br />

193<br />

b Hoeveel klanten nog tot de 1000ste klant?<br />

samen 1000<br />

520<br />

30<br />

410<br />

70<br />

380<br />

bijhouden met de getallen 450, 730, 130 en 270. Laat<br />

in tweetallen uitzoeken hoeveel klanten er nog tot de<br />

duizendste komen bij die aantallen. Bespreek dit kort na.<br />

Noteer oplossingen waarbij ze aanvullen in pijlentaal op het<br />

bord. Laat bij 130 ook de oplossing 1000 − 130 = 870 aan bod<br />

komen.<br />

■ Maak samen de eerste tabel van opgave 2. Vraag welke<br />

manier van uitrekenen ze het handigst vinden en waarom.<br />

Bij 490 is het bijvoorbeeld handig om eerst met 10 aan te<br />

vullen tot 500 en dan nog 500 erbij. In hun schrift noteren ze<br />

de twee getallenparen die samen 1000 zijn. Ze gebruiken zo<br />

nodig een kladblaadje om het uit te rekenen.<br />

> De kinderen maken opgave 2 zelfstandig af.<br />

Interactie<br />

Toetsdoel (opgave 3 en 4)<br />

■ Vertel dat ze bij opgave 3 verder gaan oefenen met rekenen<br />

tussen streepjes. Start de opgave met het spel ‘Antwoorden<br />

flitsen’. Vraag hoeveel honderdtallen er in 483 zitten, laat het<br />

antwoord flitsen. Vraag hoeveel tientallen er in 391 zitten<br />

en vraag hoeveel eenheden er in 298 zitten. Doe hetzelfde<br />

met 380, 207 en 451. Vraag afwisselend naar honderdtallen,<br />

tientallen en eenheden. Vraag zeker ook eens naar een<br />

antwoord 0, kinderen moeten dan twee vuisten omhoog<br />

steken. Kinderen die dit niet kunnen, komen in aanmerking<br />

voor verlengde instructie.<br />

■ Bespreek de voorbeelden bij opgave 3. Leg daarbij de link<br />

met de illustratie: als je losse eieren tekort komt, breek je<br />

een nieuwe eierdoos aan en als je tien volle eierdozen hebt,<br />

kun je een doos van honderd eieren vullen. Laat kinderen bij<br />

de sommen 423 − 281 en 253 + 659 verwoorden hoe ze dit<br />

tussen streepjes uitrekenen. Noteer de oplossingen van de<br />

sommen tussen streepjes op het bord:<br />

423 − 281 = | 200 | − 60 | 2 | → |140|2| → 142 en<br />

253 + 659 = | 800 | 100 | 12 | → 912.<br />

40 Pluspunt, Handleiding groep 5, <strong>blok</strong> 8 © <strong>Malmberg</strong> ‘s-Hertogenbosch<br />

bij 10 bloemen:<br />

gratis 5 bloemen<br />

extra!<br />

860<br />

klanten

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!