Untitled - Holland Historisch Tijdschrift
Untitled - Holland Historisch Tijdschrift
Untitled - Holland Historisch Tijdschrift
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
schadigd; Bessem vult tussen ronde haken aan<br />
naar een afschrift, maar in het woord 'bro[e]der'<br />
staat de 'e' tussen rechte haken met in de noot de<br />
explicatie dat tussen de 'o' en de 'd' in het origi<br />
neel een letter ontbreekt en dat het afschrift daar<br />
'broder' leest. Wat bedoelt de uitgever nu precies?<br />
Is er door beschadiging een letter weggevallen die<br />
hij niet kan aanvullen naar het afschrift en waar<br />
van hij meent dat het een 'e' zal zijn geweest, of is<br />
hij van mening dat de schrijver van het origineel<br />
op dit punt moet worden verbeterd? Juist dergelij<br />
ke onduidelijkheden maken het ongewenst dat al<br />
die reconstructies en emendaties in de tekst zelf<br />
worden verwerkt in plaats van in het notenappa<br />
raat worden gesignaleerd. Het gevaar is niet denk<br />
beeldig dat ze een eigen leven gaan leiden, zeker<br />
in die gevallen dat er een duidelijke verantwoor<br />
ding ontbreekt. Dit geldt bijvoorbeeld voor nr.<br />
379 waarin zelfs vergeten is haken in de geëmen<br />
deerde tekst te plaatsen. Het doet zich ook voor<br />
bij nr. 259, dat een tekst naar een eerdere druk<br />
geeft, maar niet verantwoordt dat reeds in deze<br />
eerdere druk tekstdelen zijn gereconstrueerd. Bo<br />
vendien lijken mij sommige emendaties ook hy<br />
percorrect. Ik wijs op de wijziging van 'Tordrecht'<br />
in 't[D]ordrecht' in nr. .323 en op het genoemde<br />
'bro[e]der' in nr. 145, als dat ten minste als emen<br />
datie is bedoeld.<br />
Een groot deel van de bovengenoemde bezwa<br />
ren zouden van minder belang zijn als de uitgever<br />
meer toelichting had gegeven. Ook op andere<br />
plaatsen vind ik het commentaar van de editeur<br />
nogal kort. Zo verwijst Bessem bij het falsum nr.<br />
263 naar een artikel van eigen hand; een korte sa<br />
menvatting had zeker niet misstaan. Hetzelfde<br />
geldt voor de gereconstrueerde datum van nr.<br />
377. Een ander voorbeeld betreft de jaarstijlen. In<br />
Amsterdam zelf overheerst de jaardagstijl. Dit ge<br />
geven verdient best wel vermelding in de inlei<br />
ding, maar nog meer behoefte bestaat aan een<br />
toelichting op de handelwijze van de uitgever ten<br />
aanzien van oorkonden uit andere schrijfcentra.<br />
De herkomst van de oorkonden is nogal divers en<br />
het lijkt mij niet onaannemelijk dat sommige<br />
daarvan naar een andere stijl dan de jaardagstijl<br />
zijn gedateerd. Nu is daar soms wel rekening mee<br />
gehouden. Zo is er bij de dateringen van de grafe<br />
lijke oorkonden terecht uitgegaan van het ge<br />
bruik van de paasstijl, bijvoorbeeld bij de nrs. 2,<br />
15, 34 en 47, maar het had niet misstaan in de<br />
kopnoot hiervan melding te maken. Het is dan<br />
ook jammer dat in nr. 482 de kopnoot over de da<br />
tering, waarnaar in nr. 508 wordt verwezen, in de<br />
Boekbesprekingen<br />
druk is weggevallen. Zo blijven we onkundig over<br />
de redenen waarom Bessem de datum van deze<br />
oorkonde op naam van twee schepenen van Haar<br />
lem naar de jaardagstijl oplost in plaats van naar<br />
de in Haarlem gebruikelijke boodschapstijl. Ver<br />
moedelijk heeft de samenhang met de rond de<br />
zelfde tijd uitgevaardigde nrs. 481 en 485 hem<br />
hiertoe bewogen. Maar in de kopnoten van die<br />
twee oorkonden wordt ook geen melding ge<br />
maakt van de toepassing van een bepaalde jaar<br />
stijl. Ik denk dat Bessem in deze twee oorkonden<br />
het gebruik van de jaardagstijl veronderstelde,<br />
hetgeen automatisch tot het gebruik van diezelfde<br />
stijl in nr. 482 leidde. Gaan we daarentegen uit van<br />
het gebruik van de paasstijl in deze nrs. 481 en 485<br />
- en daar lijkt niets zich tegen te verzetten - dan is<br />
de datering van nr. 482 naar de boodschapstijl be<br />
rekend, zoals te verwachten bij een oorkonde op<br />
naam van schepenen van Haarlem.<br />
Bessem heeft in dit oorkondenboek gepoogd<br />
een synthese te vinden tussen een wetenschappe<br />
lijk verantwoorde uitgave en een editie voor zo<br />
veel mogelijk gebruikers. In vele opzichten is hij<br />
in deze opzet geslaagd, hetgeen niet wegneemt<br />
dat ik op een aantal punten andere keuzen zou<br />
hebben gemaakt. Dit zou bijna de gedachte doen<br />
postvatten dat Bessem in mijn ogen ondeugdelijk<br />
werk zou hebben geleverd, en dat is zeker niet het<br />
geval. Daar waar Bessem zich op de vingers laat kij<br />
ken, blijkt hij een bijzonder zorgvuldig uitgever te<br />
zijn. Als voorbeeld wil ik noemen de fraaie bewer<br />
kingen van de nrs. 139 en 419, waarin achter el<br />
kaar een editie van de oorkonde in de huidige, be<br />
schadigde staat wordt gegeven - dus vol met<br />
punten in de tekst waar letters door beschadiging<br />
zijn weggevallen - en vervolgens een behoedzame<br />
tekstreconstructie. Hier krijgen alle gebruikers<br />
het volle pond. Een ander fraai voorbeeld van zijn<br />
minitieuze werkwijze is de reconstructie van de<br />
weggevallen naam van een van de schepenen van<br />
Amsterdam in nr. 382 aan de hand van een ande<br />
re oorkonde van dezelfde schrijver.<br />
Tenslotte, ook het oorkondenboek van het kart<br />
huizerklooster geeft veel meer dan de teksteditie<br />
van ruim 750 oorkonden. Het wordt voorafgegaan<br />
door een fraaie studie van de hand van B.R. de<br />
Melker betreffende het onderzoek dat hij samen<br />
met Bessem verrichtte naar het cartularium en in<br />
verband daarmee naar de administratie van het<br />
klooster. Deze combinatie maakt dit boek ver<br />
plichte literatuur voor de historisch onderzoeker<br />
- beroeps of amateur - die zich bezig houdt met<br />
de geschiedenis van dit Amsterdamse klooster of-<br />
53