LUTHER, ZIJN WEG EN WERK - De Evangelist
LUTHER, ZIJN WEG EN WERK - De Evangelist
LUTHER, ZIJN WEG EN WERK - De Evangelist
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Luther heeft ervaren dat een mens in deze wereld geen veilig tehuis heeft, dat hij<br />
radicaal bedreigd is en nergens beschutting kan vinden. Hij heeft ervaren, dat het God<br />
Zelf is, Die hem in de vertwijfeling werpt. Toen, weerloos in het gericht, is hem een<br />
rechtvaardiging ten deel gevallen, die niet van deze wereld is. Door Christus is hij<br />
gered. Zo werd het gericht zijn heil en het kruis gezegend. Een mens wordt slechts<br />
mens in deze ontmoeting, waar God hem aanspreekt, oordeelt en begenadigt. Hij zegt<br />
ergens: Als een mens onder een boom schuilt voor een onweer (we denken<br />
onwillekeurig aan wat hijzelf als student meemaakte) en de bliksem slaat in, dan is die<br />
boom geveld en de man is dood. Maar de gespleten boom ligt open naar boven en de<br />
dode heft het aangezicht naar de hemel.<br />
Van wat hij ontdekt heeft, kan hij op college niet zwijgen, al moet het alles<br />
theologisch nog worden verwerkt. Ook op zijn werk als predikant in de stadskerk, als<br />
subprior in zijn klooster en districtsvicaris van zijn orde valt het licht dat door de open<br />
poort scheen. Een monnik in Memmingen, die door geestelijke oefening en goede<br />
werken in 't reine tracht te komen met God, vertelt hij van zijn ervaring. “Ik heb zelf<br />
ook aan die waan, ik mag wel zeggen waanzin, geleden. Ook nu heb ik die strijd nog<br />
niet uitgestreden. Daarom, mijn lieve broeder, wend je tot Christus, de gekruisigde.<br />
Leer Hem lofzingen en, aan jezelf vertwijfelend, tot Hem zeggen: “U, Heere Jezus,<br />
bent mijn rechtvaardigheid, ik ben uw zonde. U hebt het mijne als het uwe<br />
aangenomen en mij het uwe gegeven. U hebt aangenomen dat wat U niet was en mij<br />
gegeven dat wat ik niet was.” Het Evangelie van de “zalige ruil tussen de ziel en haar<br />
bruidegom Christus”.<br />
4. DE AFLAAT<br />
<strong>De</strong> tijd, die in Luthers leven verliep tussen de avond dat hem in zijn studiecel de<br />
“poort van het paradijs” openging en de dag dat hij zijn 95 stellingen aansloeg aan de<br />
poort van Wittenberg's slotkerk, was een incubatietijdperk. Dat wil dus leggen, dat we<br />
er niet veel van weten, omdat er niet veel naar buiten gebeurde.<br />
Naar binnen gebeurde er des te meer. Luther behoorde tot die mensen, die zich lang<br />
bezinnen voor ze een belangrijke stap doen. Die doen ze dan schijnbaar plotseling. -<br />
En dan wijken ze niet meer terug.<br />
Tussen de exegetische ontdekking omtrent de rechtvaardiging door het geloof en het<br />
verzet tegen de aflaat liggen vier, misschien vijf jaar. In die tijd concentreerde broeder<br />
Maarten zich op zijn directe taak. Die lag in de kloosterorde, waar hij een leidende<br />
functie had, in de stadsgemeente, waar hij meediende in prediking en zielszorg - maar<br />
die lag toch bovenal in de universiteit. Daartoe was hij geroepen: docent in de<br />
Bijbeluitleg - dat was zijn ambt.<br />
Het liefst had hij zich zijn verdere leven in teruggetrokken studie gewijd aan het<br />
onderzoek van de Schrift en de kerkvaders, maar zijn ambt riep hem naar de katheder.<br />
Als vakman was hij verplicht de nieuwe visie, die hij gevonden had, door te geven en<br />
hij deed dat in zijn colleges over de door hem zo hoog geschatte brieven van Paulus,<br />
“brieven, waarin een OMA zou kunnen verdrinken, laat staan ik arme vlo”.<br />
Zij beet zich vast in zijn werk en klemde zich in uren van twijfel aan zijn roeping. In<br />
de herfst van 1515 brak een zware pest uit in Wittenberg. Zal hij de stad verlaten? Hij<br />
schrijft aan zijn vriend Lang in Erfurt, die dit noodzakelijk schijnt te vinden: “<strong>De</strong><br />
wereld zal niet vergaan als broeder Maarten omkomt.... Ik ben hier geplaatst en mag<br />
niet weglopen, omdat ik een belofte van gehoorzaamheid heb gedaan, tenzij dezelfde<br />
autoriteit, die mij beval deze positie in te nemen, me zou opdragen te vertrekken. Niet<br />
dat ik niet bang ben voor de pest (ik ben de Apostel Paulus niet, alleen maar iemand<br />
10