Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Genesis</strong> 41 Jozef wordt onderkoning<br />
25 Toen zeide Jozef tot Farao: Farao's droom, die is één; hetgeen God is doende, heeft Hij Farao<br />
te kennen gegeven.<br />
(1053) Hieruit besluiten wij dat God geen ledig Aanschouwer is van de toevallige lo<strong>op</strong> der dingen,<br />
zoals de meeste wijsgeren leuteren, maar dat Hij <strong>door</strong> Zijn wil bepaalt, wat gebeuren zal. (1054)<br />
Het is dienstig te bedenken, zo dikwijls de aarde onvruchtbaar is, hetzij <strong>door</strong> vorst, hetzij <strong>door</strong> brandkoren,<br />
hetzij <strong>door</strong> hagel, hetzij iets anders de oorzaak is, dat dit alles <strong>door</strong> Gods Raad wordt bestuurd.<br />
26 Die zeven schone koeien zijn zeven jaren; die zeven schone aren zijn ook zeven jaren; de<br />
droom, die is één.<br />
27 En die zeven ranke en lelijke koeien, die na gene <strong>op</strong>kwamen, zijn zeven jaren; en die zeven<br />
ranke van den oostenwind verzengde aren zullen zeven jaren des hongers wezen.<br />
28 Dit is het woord, hetwelk ik tot Farao gesproken heb: hetgeen dat God is doende, heeft Hij<br />
Farao vertoond.<br />
29 Zie, de zeven aankomende jaren zal er grote overvloed in het ganse land van Egypte zijn<br />
30 Maar na dezelve zullen er <strong>op</strong>staan zeven jaren des hongers; dan zal in het land van Egypte al<br />
die overvloed vergeten worden; en de honger zal het land verteren.<br />
31 Ook zal de overvloed in het land niet gemerkt worden vanwege dienzelven honger, die<br />
daarna wezen zal; want hij zal zeer zwaar zijn.<br />
32 En aangaande dat die droom aan Farao ten tweeden male is herhaald, is omdat de zaak van<br />
God vast besloten is, en dat God haast om dezelve te doen.<br />
(1055) Jozef bedoelt niet, dat iets veranderlijk zou zijn wat God slechts eenmaal heeft ge<strong>op</strong>enbaard,<br />
maar dat in Farao‘s geest het geloof aan de ge<strong>op</strong>enbaarde zaak niet zou wankelen. (1056) Omdat<br />
Hij niets verkondigt, dan uit Zijn vastbepaalde Raad, is het voldoende als Hij eenmaal spreekt.<br />
(1057) Onze traagheid en onstandvastigheid dringt Hem, om meermalen hetzelfde te herhalen, <strong>op</strong>dat<br />
zich in onze harten zou wortelen, wat zeker bij Hem besloten is.<br />
33 Zo zie nu Farao naar een verstandigen en wijzen man, en zette hem over het land van Egypte.<br />
34 Farao doe zo, en bestelle <strong>op</strong>zieners over het land; en neme het vijfde deel des lands van<br />
Egypte in de zeven jaren des overvloeds.<br />
(1058) Wij weten, dat de ware en wettige profeten van God niet maar eenvoudig voorspellen<br />
wat toekomstig is, maar ook de redmiddelen aanwijzen tegen dreigende rampen.<br />
35 En dat zij alle spijze van deze aankomende goede jaren verzamelen, en koren <strong>op</strong>leggen onder<br />
de hand van Farao, tot spijze in de steden, en het bewaren.<br />
36 Zo zal de spijze zijn tot voorraad voor het land voor zeven jaren des hongers, die in Egypteland<br />
wezen zullen; <strong>op</strong>dat het land van honger niet verga.<br />
Jozef wordt onderkoning<br />
37 En dit woord was goed in de ogen van Farao, en in de ogen van al zijn knechten.<br />
38 Zo zeide Farao tot zijn knechten: Zouden wij wel een man vinden als dezen, in denwelken<br />
Gods Geest is?<br />
(1059) Nooit laat God de mensen zozeer verdierlijken, of zij kunnen in het duister Zijn kracht<br />
nog tasten. Hoezeer een goddeloze afval hen doet afdwalen, toch blijft het besef van een godheid over.<br />
39 Daarna zeide Farao tot Jozef: Naardien God u dit alles heeft bekendgemaakt, zo is er<br />
niemand zo verstandig en wijs als gij.<br />
40 Gij zult over mijn huis zijn, en <strong>op</strong> uw bevel zal al mijn volk de hand kussen; alleen dezen<br />
troon zal ik groter zijn dan gij.<br />
41 Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld.<br />
42 En Farao nam zijn ring van zijn hand af en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen<br />
klederen aantrekken, en legde een gouden keten aan zijn hals.<br />
101