Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Genesis</strong> 4 De eerste doodslag<br />
(69) Om goed te handelen komt het hoofdzakelijk hier<strong>op</strong> aan of wij gelovig steunen <strong>op</strong> de<br />
Middelaar Christus, en <strong>op</strong> de <strong>door</strong> Hem verworven verzoening en dat wij <strong>op</strong>recht, zonder bedrog,<br />
God zoeken te dienen. (70) Er is een onafscheidelijk verband tussen deze twee vereisten voor gelovigen,<br />
wanneer zij voor Gods aangezicht verschijnen: dat alleen de genade van Christus <strong>door</strong> de uitwissing<br />
van hun zonden hen voor God aangenaam maakt en dat zij de ware reinheid van hart meebrengen.<br />
8 En Kaïn sprak met zijn broeder Abel; en het geschiedde als zij in het veld waren, dat Kaïn<br />
tegen zijn broeder Abel <strong>op</strong>stond, en sloeg hem dood.<br />
9 En de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Abel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben<br />
ik mijns broeders hoeder?<br />
(71) Zo dikwijls de verborgen prikkeling van het geweten ons onze zonden verwijt, hebben wij<br />
te bedenken dat God met ons spreekt. Want het geweten, dat ons overtuigt van zonden, is een bijzondere<br />
rechtbank van God, waar Hij rechtszitting houdt.<br />
10 En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? Daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij<br />
roept van den aardbodem.<br />
(72) Uit Kaïns voorbeeld leren wij dat zondaren tevergeefs voorwendsels en uitvluchten <strong>op</strong>stapelen,<br />
wanneer zij als beschuldigden voor Gods rechterstoel gedaagd worden. (73) Eerst toont God,<br />
dat Hij kennis neemt van de daden der mensen, zelfs al treedt niemand als aanklager of beschuldiger<br />
<strong>op</strong>. Vervolgens verklaart Hij, dat het leven der mensen Hem te dierbaar is, dan dat Hij zou toelaten,<br />
dat onschuldig bloed ongestraft wordt vergoten. In de derde plaats blijkt, dat de vromen Hem ter harte<br />
gaan, niet slechts zolang zij leven, maar zelfs na hun dood. (74) Aardse rechters houden zich zoveel<br />
mogelijk slapend, als geen aanklager hen wakker schudt, maar God wordt (ook al zwijgt de verongelijkte)<br />
<strong>door</strong> onrecht zelf tot straffen gedrongen. (75) Het is voor de goeden, die onrechtvaardig gekweld<br />
worden, een wonderzoete troost te horen dat hun lijden, dat zij zwijgend ondergaan, vanzelf<br />
voor Gods aangezicht komt om wraak te eisen. (76) Abel zwijgt, omdat hij is gedood. Na zijn dood<br />
roept de stem van het bloed harder, dan een advocaat met al zijn talent kan doen. Zo is onderdrukking<br />
en stilzwijgen voor God geen hinderpaal om te oordelen over een zaak die de wereld reeds als afgedaan<br />
beschouwt. (77) Wij putten kracht tot het grootste geduld uit het vernemen van deze troostgrond<br />
als wij horen dat niets van ons recht voorbijgaat, als wij kalm en rustig van gemoed het onrecht dragen,<br />
ja dat God des te meer gereed zal zijn om ons te wreken, naar mate wij ons geduldiger onderwerpen<br />
om alles te dragen. (78) Het gebeurt vaak dat moordenaars zich verheugen aan de straf te zijn ontkomen,<br />
maar ten slotte toont God, dat het onschuldig bloed niet stom is geweest, en dat Hij niet te vergeefs<br />
gezegd heeft, dat in Zijn ogen de dood der heiligen dierbaar is. Wat een troost is deze leer voor<br />
de gelovigen: zij hoeven voor hun leven niet al te bezorgd te zijn, nu zij horen dat God daarover de<br />
wacht houdt.<br />
11 En nu zijt gij vervloekt; van den aardbodem, die zijn mond heeft <strong>op</strong>engedaan om uws broeders<br />
bloed van uw hand te ontvangen.<br />
12 Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende<br />
en dolende zijn <strong>op</strong> aarde.<br />
(79) Veeleer is dit de droevige staat van Gods kinderen, want zij voelen allermeest dat zij<br />
vreemdelingen zijn <strong>op</strong> de wereld. Ook Paulus klaagt, dat hij en zijn medegenoten geen vaste woonplaats<br />
hebben, 1 Korinthiërs 4:11 1. Ik antwoord hier<strong>op</strong> dat Kaïn aan veel zwaarder straf werd onderworpen,<br />
namelijk dat hij geen streek <strong>op</strong> aarde zou vinden, waar hij niet onrustig en angstig in het gemoed<br />
zou zijn. Want zoals een goed geweten terecht een ijzeren muur wordt genoemd, zoo ook zullen<br />
geen duizend muren, noch evenzovele bolwerken de goddeloozen van onrust bevrijden. (80) Gelovigen<br />
zijn bijwoners <strong>op</strong> aarde; toch genieten zij een rustige gastvrijheid. Dikwijls verhuizen zij, <strong>door</strong><br />
nood gedwongen, naar elders, maar waarheen de storm hen ook drijft, zij dragen een kalm gemoed<br />
1 Tot <strong>op</strong> deze tegenwoordige ure lijden wij honger en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten<br />
geslagen, en hebben geen vaste woonplaats;<br />
9