28.09.2013 Views

Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters

Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters

Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Genesis</strong> 45 Jozef maakt zich bekend<br />

van de hoogste zachtzinnigheid, dat hij wilde, dat hun schande bedekt bleef? (1115) Hoewel hij met<br />

hen apart was, onthield hij zich van alle bittere woorden, en verwaardigde hen uit eigen beweging met<br />

een vriendelijke vertroosting.<br />

2 En hij verhief zijn stem met wenen, zodat het de Egyptenaars hoorden en dat het Farao's<br />

huis hoorde.<br />

3 En Jozef zeide tot zijn broederen: Ik ben Jozef; leeft mijn vader nog? En zijn broeders konden<br />

hem niet antwoorden; want zij waren verschrikt voor zijn aangezicht.<br />

(1116) Uit dit voorbeeld leren wij, dat wij moeten <strong>op</strong>passen, dat zij niet <strong>door</strong> droefheid worden<br />

overstelpt die waarlijk en met <strong>op</strong>recht schaamtegevoel zijn vernederd. (1117) Zolang de zondaar doof<br />

is voor berispingen, of rustig zichzelf vleit, of brutaal en hardnekkig de vermaningen afwijst, of <strong>door</strong><br />

toneelspel zich verontschuldigt, moet grotere strengheid worden aangewend. (1118) De hardheid moet<br />

een einde nemen, zodra hij verpletterd neer ligt, en hij <strong>door</strong> de kennis van zonde siddert. Dan moet<br />

althans gematigdheid volgen, die <strong>door</strong> de ho<strong>op</strong> <strong>op</strong> vergiffenis de uitgeworpene <strong>op</strong>richt.<br />

4 En Jozef zeide tot zijn broederen: Nadert toch tot mij. En zij naderden. Toen zeide hij: Ik<br />

ben Jozef, uw broeder, dien gij naar Egypte verkocht hebt.<br />

5 Maar nu, weest niet bekommerd en de toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij hierheen<br />

verkocht hebt; want God heeft mij voor uw aangezicht gezonden tot behoudenis des levens.<br />

6 Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren in<br />

dewelke geen ploeging noch oogst zijn zal.<br />

7 Doch God heeft mij voor ulieder aangezicht heengezonden om u een overblijfsel te stellen<br />

<strong>op</strong> de aarde, en om u bij het leven te behouden <strong>door</strong> een grote verlossing.<br />

8 Nu dan, gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf, Die mij tot Farao's vader gesteld<br />

heeft en tot een heer over zijn ganse huis en regeerder in het ganse land van Egypte.<br />

(1119) Deze schriftplaats is <strong>op</strong>merkelijk, want wij leren daaruit dat nooit de rechte ordening der<br />

mensen <strong>door</strong> verkeerdheid en kwaadwilligheid zo wordt verstoord, of God richt hun verwarde en onstuimige<br />

grillen tot een goed einde. (1120) Ook leren wij hoe en tot welk gebruik wij Gods voorzienigheid<br />

moeten beschouwen. (1121) Als nieuwsgierige mensen over Gods voorzienigheid redeneren,<br />

vermengen en verdraaien zij niet alleen alles, <strong>door</strong> het doel voorbij te zien, maar verzinnen zij ook allerlei<br />

dwaze dingen, om Gods rechtvaardigheid te beledigen. (1122) En deze onbeschaamdheid maakt,<br />

dat enkele vrome en bescheiden mensen verlangen, dat dit deel van de leer begraven blijft. (1123)<br />

Want zodra dit in het midden gebracht wordt, dat God het roer houdt van de hele wereld, zodat niets<br />

gebeurt dan met Zijn wil en <strong>op</strong> Zijn bevel, dan werpen zij die over de verborgenheden van God minder<br />

eerbiedig oordelen, tal van kwesties <strong>op</strong>, die niet alleen kinderachtig, maar ook schadelijk zijn.<br />

(1124) Maar dit onheilige gebrek aan zelfbeheersing moet niet alleen te keer worden gegaan, maar ook<br />

hebben wij hierin maat te houden, dat wij niet verlangen naar grove onwetendheid van die dingen die<br />

niet alleen ge<strong>op</strong>enbaard zijn in Gods Woord, maar ook zeer nuttig zijn, om te weten. (1125) Goede<br />

mannen schamen zich te bekennen, dat alles wat de mensen ondernemen, niet dan met Gods wil gebeurt,<br />

<strong>op</strong>dat niet onbeteugelde tongen meteen tegenpruttelen, óf dat God de oorzaak van de zonde is,<br />

óf dat men goddeloze mensen niet als zonde kan aanrekenen, wat zij tot volvoering van Gods Raad<br />

verrichten. (1126) Maar ook al kan die heiligschennende woede niet weerlegd worden, het is ons voldoende<br />

om die te verafschuwen. (1127) Intussen past het ons vast te houden, wat <strong>door</strong> duidelijke getuigenissen<br />

van de Schrift is ge<strong>op</strong>enbaard: wat mensen ook beramen, God van de hemel toch te midden<br />

van hun geraas hun plannen en pogingen beheerst, kortom, dat Hij <strong>door</strong> hun handen volvoert,<br />

wat Hij bij Zichzelf heeft besloten. (1128) Goede mannen, die bang zijn, om Gods rechtvaardigheid<br />

aan de laster der goddelozen bloot te stellen, nemen de toevlucht tot deze onderscheiding, dat God<br />

sommige dingen wil en andere dingen toelaat, alsof dus, zolang Hij niet werkt, er alle mogelijke vrijheid<br />

van handelen bij de mensen zou zijn. (1129) Als God slechts had toegelaten, dat Jozef naar Egypte<br />

werd gevoerd, zou Hij hem niet bestemd hebben tot dienaar van het behoud van vader Jakob en<br />

zijn zonen, wat Hem nu uitdrukkelijk wordt toegekend. (1130) Weg dus met dit ijdele verzinsel, dat<br />

kwade dingen slechts met Gods toelating, niet met Zijn raad of wil gebeuren, die Hij Zelf later tot een<br />

110

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!