Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Genesis</strong> 42 Jozef broeders gaan naar Egypte<br />
(1075) Ook toont de herhaling (van Jozelfs woorden), dat als iemand eenmaal aan het kwade<br />
gewoon is, niets gemakkelijker is, dan herhaaldelijk te zondigen. (1076) Daarom moet des te grotere<br />
voorzichtigheid in acht worden genomen, dat niet een dergelijke toegevendheid ons in een kwade gewoonte<br />
verhardt.<br />
17 En hij zette hen tezamen drie dagen in bewaring.<br />
(1077) Uit zijn manier van doen, mag men geen regel afleiden om streng en hard te handelen,<br />
omdat het twijfelachtig is of hij goed heeft gehandeld of niet. (1078) Het staat te vrezen, dat zij die van<br />
zijn voorbeeld een voorwendsel maken, ver af zijn van zijn zachtmoedigheid, zodat zij niet zozeer ware<br />
navolgers zullen zijn als wel na-apers.<br />
18 En ten derden dage zeide Jozef tot hen: Doet dit, zo zult gij leven; ik vrees God.<br />
(1079) De bron van een goed en zuiver geweten, zodat wij tegenover de mensen trouw en billijkheid<br />
bewaren, is de vrees voor God. (1080) Daarom moeten wij ons moeite geven, als wij graag van<br />
trouweloosheid, list, wreedheid en alle slechte lust tot kwaaddoen rein blijven, om onder elkaar de<br />
godsdienst te bewaren. (1081) Zo vaak wij onderling minder <strong>op</strong>recht of vriendschappelijk handelen,<br />
komt de goddeloosheid <strong>op</strong>enlijk te voorschijn.<br />
19 Zo gij vroom zijt, zo zij één uwer broederen gebonden in het huis uwer bewaring; en gaat gij<br />
heen, brengt het koren voor den honger uwer huizen.<br />
20 En brengt uw kleinsten broeder tot mij, zo zullen uw woorden waargemaakt worden en gij<br />
zult niet sterven. En zij deden alzo.<br />
21 Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens<br />
benauwdheid der ziel wij zagen, toen hij ons om genade bad, maar wij hoorden niet; daarom<br />
komt deze benauwdheid over ons.<br />
(1082) Nog niet had Christus met Zijn mond deze mening uitgesproken: ―Met welke maat gij<br />
meet, zullen anderen u meten‖ (Mattheüs 7:2) maar natuurlijk stond het vast, dat zij die wreed zijn geweest,<br />
medelijden onwaardig zijn. (1083) Vreselijk is die uitspraak, dat hij die zijn oor verhardde voor<br />
het geroep van de arme, <strong>op</strong> zijn beurt zelf zal roepen, en niet verhoord zal worden. (Spreuken 21:13).<br />
(1084) Laten wij leren vriendelijk te zijn, meelijden met ellendigen, en naar smekelingen onze hand tot<br />
hulp uit te strekken. (1085) Als het ons soms overkomt, dat wij wat al te hard <strong>door</strong> de mensen behandeld<br />
worden en onze beden trots versmaad worden, laat dan ons tenminste te binnen komen als wij te<br />
weinig barmhartig gehandeld hebben. (1086) Hoewel het beter is, voor de tijd wijs te wezen, is er toch<br />
enig voordeel aan verbonden, om zo vaak anderen ons trots verachten, te overwegen, of niet zij met<br />
wie wij te doen hadden, niet van ons dezelfde hardheid hebben ervaren. (1087) Met deze woorden<br />
verklaren zij, dat de harten van mensen <strong>door</strong> God worden bestuurd, zodat zij óf tot billijkheid geneigd<br />
worden, óf tot onbuigzame hardheid verharden. (1088) Gods goedheid is over hemel en aarde verspreid,<br />
en Zijn weldadigheid verzadigt niet alleen de mensen, maar wordt ook aan het redeloze dier<br />
betoond, daarom strijdt niets méér tegen Zijn natuur, dan hen die onze hulp inroepen, trots af te stoten.<br />
22 En Ruben antwoordde hun, zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zeide: Zondigt<br />
niet aan dezen jongeling? Maar gij hoordet niet; en ook zijn bloed, zie, het wordt gezocht.<br />
23 En zij wisten niet, dat het Jozef hoorde; want daar was een taalman tussen hen.<br />
24 Toen wendde hij zich om van hen af en weende; daarna keerde hij weder tot hen en sprak<br />
tot hen, en nam Simeon van hen en bond hem voor hun ogen.<br />
(1089) Men moet toezien, dat een zondaar niet <strong>door</strong> droefheid wordt verteerd, wanneer wij niet<br />
zacht en gewillig zijn om vergeving te schenken.<br />
25 En Jozef gebood, dat men hun zakken met koren vullen zou en dat men hun geld wederkeerde,<br />
een iegelijk in zijn zak, en dat men hun teerkost gave tot den weg; en men deed hun<br />
alzo.<br />
26 En zij laadden hun koren <strong>op</strong> hun ezels, en togen vandaar.<br />
104