Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Commentaar op Genesis door Calvijn – genummerd - Ds. W. Pieters
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Genesis</strong> 50 Vrees en troost<br />
(1267) Als wij beledigd zijn <strong>door</strong> leden van de gemeente, moeten wij niet al te streng en te lastig<br />
zijn in het vergeven. (1268) Deze vriendelijkheid wordt ons weliswaar in het algemeen tegenover allen<br />
bevolen, maar waar vereniging van godsdienst er bij komt, is onze hardheid groter dan ijzer, als wij<br />
niet tot barmhartigheid geneigd en gereed zijn. (1269) Als wij een harde strijd hebben met <strong>op</strong>wellende<br />
toorn of hardnekkige haat, dan moeten wij van de Heere een geest van zachtmoedigheid vragen, die<br />
haar kracht heden ten dage in Christus‘ leden niet minder krachtig <strong>op</strong>enbaart, dan vroeger in Jozef.<br />
18 Daarna kwamen ook zijn broeders en vielen voor hem neder, en zeiden: Zie, wij zijn u tot<br />
knechten.<br />
19 En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van God?<br />
(1270) Dan gaat het met ons het best, als wij te doen hebben met bescheiden mensen, die God<br />
tot Leidsman voor zich stellen, en Zijn bevelen niet alleen onderhouden, maar graag gehoorzamen.<br />
(1271) Als iemand zich teugelloos laat meevoeren <strong>door</strong> de lust van het vlees, zijn er van hem duizend<br />
doden te vrezen, tenzij de Heere zijn woede krachtig breekt. (1272) Zoals dit het enige middel is, om<br />
toorn te stillen, dat wij erkennen wie wij zijn, en welk recht aan God over ons toekomt, zo is aan de<br />
andere kant <strong>–</strong> wanneer deze gedachte diep heeft post gevat <strong>–</strong> geen woede zo onstuimig, of deze gedachte<br />
is voldoende om haar te doen bedaren.<br />
20 Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht; <strong>op</strong>dat<br />
Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden.<br />
(1273) Fijntjes maakt hij onderscheid tussen de verkeerde plannen van mensen en de bewonderenswaardige<br />
gerechtigheid van God, <strong>door</strong> het <strong>op</strong>perste bestuur van alle dingen zó aan God toe te<br />
kennen, dat het <strong>door</strong> de menselijke ondeugden niet het minst wordt besmet. (1274) Zullen wij dus<br />
recht en nauwkeurig spreken, dan moeten wij zeggen, dat Jozef <strong>door</strong> de misdadige overeenkomst van<br />
zijn broers én <strong>door</strong> de verborgen voorzienigheid van God werd verkocht. (1275) Terwijl zij het verderf<br />
van hun broer beramen, zorgt Hij van uit de hoge voor hun behoud. (1276) Hieruit besluiten wij, dat<br />
er voor Hem onderscheiden manieren zijn om de wereld te regeren. (1277) Dit moet in het algemeen<br />
worden vastgesteld, dat er niets gebeurt zonder de wil van God. (1278) God beheerst de plannen van<br />
de mensen, en buigt hun wil, en leidt hun inspanning hierheen of daarheen, en bestuurt de aflo<strong>op</strong>.<br />
(1279) Als mensen iets goed en rechtvaardig ondernemen, bestuurt en beweegt God hen van binnen<br />
<strong>door</strong> Zijn Geest, zodat al wat goed is met recht aan Hem wordt toegeschreven. (1280) Als satan en de<br />
goddelozen razen, handelt God <strong>op</strong> een onuitsprekelijke manier <strong>door</strong> hun handen zó dat de goddeloosheid<br />
<strong>op</strong> hen blijft, en hun de schuld wordt toegerekend. (1281) Tot zondigen worden goddelozen<br />
niet <strong>door</strong> de aandrang van de Geest geleid, zoals gelovigen tot goede daden, maar zij zelf zijn ontwerpers<br />
en zij volgen satan als hun leidsman. (1282) God is nooit zonder rechtvaardige redenen van handelen;<br />
mensen worden <strong>door</strong> hun verkeerde wil in schuld gewikkeld. (1283) Als wij horen, dat God de<br />
boze verwachtingen en schadelijke begeerten van mensen verijdelt, dan verkrijgen wij hieruit een niet<br />
geringe troost: laten de goddelozen zich aftobben, zoveel zij willen, rumoerig zijn, kortom hemel en<br />
aarde vermengen, toch zullen zij met hun ijver niets vorderen. Niet alleen zullen hun aanvallen vruchteloos<br />
neerstorten, maar tot een tegenovergesteld doel gekeerd worden, zodat zij ons heil bevorderen<br />
al is het ook nog zo tegen hun zin. (1284) Alle vergif, dat satan aanwendt, bestuurt God tot medicijn<br />
voor Zijn uitverkorenen.<br />
21 Nu dan, vreest niet; ik zal u en uw kleine kinderen onderhouden. Zo troostte hij hen en<br />
sprak naar hun hart.<br />
(1285) Dit was een teken, dat de verzoening echt en niet gehuicheld was, dat hij zich niet alleen<br />
onthield van het toebrengen van kwaad en schade, maar ook het kwade <strong>door</strong> het goede overwon, zoals<br />
Paulus in Romeinen 12:21 1 voorschrijft. (1286) Wie tekort schiet in zijn plicht, wanneer hij de gelegenheid<br />
heeft om te helpen, en de omstandigheden zijn hulp dringend inroepen, toont juist daar<strong>door</strong> dat<br />
hij het onrecht nog niet vergeten is. (1287) De meesten denken gewoonlijk simpelweg, dat zij beledigingen<br />
niet toerekenen, als zij niet kwaad met kwaad vergelden. Alsof dit geen wraak nemen is, als men<br />
1 Word van het kwade niet overwonnen, maar overwin het kwade <strong>door</strong> het goede.<br />
125