Rationeel aanvragen van laboratoriumdiagnostiek ... - Saltro
Rationeel aanvragen van laboratoriumdiagnostiek ... - Saltro
Rationeel aanvragen van laboratoriumdiagnostiek ... - Saltro
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
9 Delier<br />
9.1 Inleiding<br />
Bij het vermoeden <strong>van</strong> een delier is doorgaans aanvullend laboratoriumonderzoek geïndiceerd<br />
om onderliggende oorzaken op te sporen. De urgentie en uitgebreidheid <strong>van</strong> het eerste aanvullende<br />
onderzoek door de huisarts zullen mede bepaald worden door de mate <strong>van</strong> ziek zijn en<br />
onrust <strong>van</strong> de patiënt, de mogelijkheid om (hetero)anamnese en lichamelijk onderzoek goed en<br />
volledig uit te voeren en de bevindingen hierbij, de voorgeschiedenis en premorbide toestand<br />
<strong>van</strong> de patiënt, het tijdstip <strong>van</strong> de dag of nacht waarop de huisarts de patiënt ziet en de diagnostische<br />
mogelijkheden. Bij het onderzoek direct ‘aan het bed’ <strong>van</strong> de patiënt kan de huisarts<br />
alvast de glucosespiegel bepalen en een nitriettest uitvoeren.<br />
Afhankelijk <strong>van</strong> bovengenoemde factoren en <strong>van</strong> de bevindingen wordt het onderzoek vervolgens<br />
uitgebreid met onderstaand aanvullend bloedonderzoek.<br />
Voor gegevens over epidemiologie en pathofysiologie zie de NHG-Standaard Delier bij ouderen. 1<br />
9.2 Ter opsporing <strong>van</strong> een behandelbare onderliggende aandoening: BSE (of CRP),<br />
Hb, glucose, creatinine, TSH en nitriettest<br />
De bepalingen <strong>van</strong> de BSE, het Hb, de nuchtere glucose, het creatinine en de TSH dienen ter<br />
opsporing <strong>van</strong> respectievelijk infectieziekten en maligniteiten, anemie, diabetes mellitus type 2,<br />
een nierinsufficiëntie en een schildklierfunctiestoornis. Tevens moet een urineweginfectie worden<br />
uitgesloten (zie hoofdstuk 32 Urineweginfecties). Bij een delier kan de voorkeur worden<br />
gegeven aan het bepalen <strong>van</strong> de CRP boven de BSE (zie hoofdstuk 2 Algemeen onderzoek). Als<br />
het gewicht en de leeftijd bekend zijn, kan uit de creatinine de klaring worden berekend.<br />
Achtergrondinformatie bij de bepalingen en referentiewaarden:<br />
BSE: zie hoofdstuk 2 Algemeen onderzoek.<br />
Hb: zie hoofdstuk 3 Anemie.<br />
Glucose nuchter: zie hoofdstuk 10 Diabetes mellitus type 2.<br />
Creatinine: zie hoofdstuk 23 Nieraandoeningen<br />
TSH: zie hoofdstuk 28 Schildklierfunctiestoornis<br />
Nitriettest (urine): zie hoofdstuk 32 Urineweginfecties<br />
9.3 Bij een mogelijke verstoring <strong>van</strong> de vochtbalans: kalium en natrium<br />
Na braken, bij diarree of bij diureticagebruik is het zinvol na te gaan of er een verstoring is <strong>van</strong><br />
de elektrolytenbalans. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor de meerwaarde <strong>van</strong> de<br />
bepaling <strong>van</strong> de hematocriet ter opsporing <strong>van</strong> dehydratie boven het klinische vermoeden <strong>van</strong><br />
dehydratie.<br />
Achtergrondinformatie bij de bepalingen<br />
Natrium is door zijn concentratie <strong>van</strong> ongeveer 140 mmol/l het belangrijkste kation in het<br />
serum (het belangrijkste anion is chloor). De osmolaliteit <strong>van</strong> het serum volgt in de regel de<br />
natriumconcentratie. In combinatie met kalium kan het een indicatie geven <strong>van</strong> de verstoring<br />
<strong>van</strong> de vochtbalans.<br />
32<br />
© 2006, NHG/NVKC/SAN