IWT jaarverslag 2005

De conclusies van deze analyse en de voorstellen voor de
toekomst werden begin 2005 geformuleerd. Aan de basisprincipes
van de DTO-regeling werd niet getornd. In het
bijzonder is er geen uitbreiding van de doelstellingen. De
verbeteringsvoorstellen die voorgelegd en ook ingevoerd
werden, zijn de volgende:
- Voor de O&O-bedrijfsprojecten worden de procedures
voor het aanvragen van de steun iets vereenvoudigd en
verruimd. Zo wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen
hoofd- en nevendoelstellingen en zijn de criteria voor
het bepalen van voldoende milieuwinst verduidelijkt. Uit
de analyse was immers gebleken dat de communicatie
hieromtrent met de aanvragers moeilijk was. Ook voor
de KMO-projecten werden enkele kleine wijzigingen
doorgevoerd.
- Voor de behandeling van DTO in SBO, VIS en TETRA
werd afgestapt van het trachten te bereiken van doelstellingen
m.b.t. het aandeel aan DTO-projecten door
een afzonderlijke prioriteitsstelling op het moment van
selectie. Dit systeem wordt vervangen door het geven
van een hogere quotering voor DTO-projecten bij de
valorisatiebeoordeling. De concrete uitwerking gebeurt
per instrument.
4.3.2 DTO in O&O-bedrijfssteun en het KMO-Programma in 2005
In 2005 kregen 19 bedrijfsprojecten en 32 projecten in het
KMO-Programma extra steun voor DTO voor een totaal
extra bedrag van Ke 2 455. Zowel in aantal projecten als
in steun is dit een groei van ongeveer 20% t.o.v. 2004. Op
het vlak van selectiviteit kreeg één O&O-bedrijfsproject
voldoende prioriteit door zijn DTO-karakter alleen om de
selectiviteitsdrempel te halen.
4.4 EFRO-steun
Kmo’s binnen bepaalde EFRO-steungebieden kunnen extra
steun krijgen voor een goedgekeurd O&O-bedrijfsproject
of een KMO-project. Deze extra steun bedraagt 5% of zelfs
15% als de kmo samenwerkt met een kenniscentrum.
Tabel 14: Overzicht toegekende extra steun
EFRO-gebied Toegekende extra steun (Ke) Aantal projecten
Gent 29,8 3
Limburg 436,9 22
Meetjesland 35,2 2
Westhoek 105,8 8
Kustgebied 108,6 6
Totaal 716,3
4.5 Lucht- en Ruimtevaart
met het VINNOF-Fonds.
Sinds 2002 wordt de deelname aan internationale programma’s
van lucht- en ruimtevaart extra ondersteund. Een
speciale regeling werd uitgewerkt voor kwalificatietrajecten
(opbouwen van de specifieke kennis om aan dergelijke
programma’s te kunnen deelnemen) en lanceringstrajecten
(verwerven van de toegang tot een specifiek programma). In
2005 genoten 7 projecten van deze specifieke steun.
4.6 Achtergestelde leningen voor kmo’s
Een kmo die een subsidie krijgt in een O&O-bedrijfsproject of een
KMO-project kan bijkomend een achtergestelde lening krijgen,
waarbij de totale steun (subsidie + lening) kan oplopen tot 80%
van de aanvaarde begroting. De lening moet pas terugbetaald
worden 3 jaar na het aflopen van het project. In 2005 werden 7
leningen toegekend, voor een totaal bedrag van Ke 1 748.
Dit systeem van achtergestelde leningen wordt in 2006
ten gronde hervormd als gevolg van de samenwerking
4.7 Budgettaire impact van de extra steunmaatregelen
De verschillende maatregelen voor extra steun kunnen
gecombineerd worden voor een project, maar de totale
extra steun mag nooit meer bedragen dan 25%.
In 2005 genoten O&O-bedrijfsprojecten van extra steun.
Alle KMO-projecten genieten door hun kmo-karakter per
definitie van de extra KMO-steun. Meer in detail verdeelt
zich dit als volgt:
Aantal Rechtstreekse
impact op het
steunvolume (Ke)
KMO (10% extra steun) 253 5 681
EUREKA (10% extra steun) 18 2 681
DTO (10% extra steun) 51 2 457
LuRu (10% extra steun) 7 777
EFRO (5 of 15% extra steun)* 41 616
Achtergestelde leningen 7 1 748
* de EFRO-steun is via de EFRO-budgetten ten laste van de Europese Commissie
O&O-projecten op initiatief van de bedrijven
03 31