IWT jaarverslag 2005

Tot op heden werden slechts een beperkt aantal indicatoren
gebruikt om het innovatieprofiel van de regio op te maken.
Men baseert zich meestal op het %aandeel in de KMOprojecten
van het IWT. Dit is natuurlijk een belangrijke
parameter, maar toch relatief eenzijdig. Het moet mogelijk
zijn een meer gebalanceerd innovatieprofiel voor de provincie
op te maken.
5.2.3 Versterking interfacedienst
In het Ford-plan was er bijzondere aandacht voor maatregelen
om een grotere geboorte van spin-off bedrijven te
realiseren. Twee acties stonden hierbij centraal:
- gerichte inspanningen van onderzoeksinstellingen in
Limburg via nauwe samenwerking met R&D-centra en
universiteiten buiten Limburg;
- verdere uitbouw van het Wetenschapspark.
In het Limburgplan is deze aandacht hernomen en wordt
hierbij ook het accent gelegd op gemeenschappelijke acties
op vlak van kennistransfert, promotie, infrastructuur.
Een bijzonder aandachtspunt in dit gegeven is de werking
van de interfacedienst van de Universiteit Hasselt. Op dit
moment is deze kritisch onderbestaft.
Om aan de missie van de interfacewerking te kunnen
voldoen, m.n.:
- het onderhouden van de interfacefunctie tussen de universiteit
en de hogescholen en de transnationale Universiteit
Limburg,
- de valorisatie van onderzoeksresultaten,
- de creatie spin-offs,
is een versterking absoluut nodig.
5.2.5 Vlaams Instituut voor de Mobiliteit
Via dit project wordt uitvoering gegeven aan de optie
die reeds vermeld werd in het Vlaams regeerakkoord om
een Vlaams Instituut voor de Mobiliteit uit te bouwen, in
aanvulling op de bestaande expertise aan de Universiteit
Hasselt en dit in nauwe samenwerking met de overige
universiteiten. Dit initiatief dient vorm te krijgen binnen het
kader van het door de Vlaamse Regering in juli goedgekeurde
beleidskader voor de steun aan competentiepolen en
strategische onderzoekscentra.
5.2.6 Integratie van het fruitonderzoek in Limburg
Voor de regionalisering van het wetenschappelijk onderzoek
kreeg het Koninklijk Opzoekingscentrum van Gorsem een
projectgerelateerde basisfinanciering vanuit het IWONL.
Deze structurele financiering bedroeg ongeveer € 1 miljoen
per jaar. Elk jaar werd een portfolio aan projecten aan het
IWONL voorgelegd, waarna een financiering volgde.
Dit Koninklijk Opzoekingscentrum wordt niet beschouwd
als een Proeftuin, zodat het ook via deze weg geen alternatief
voor de structurele financiering kon ontvangen. Een andere
oplossing voor financiering moet gezocht worden.
6.
Overige projecten
6.1 Innovatievoucher
Het voorliggende projectvoorstel vormt een uitbreiding op
het reeds lopende project Grensoverschrijdende Kennisvouchers.
Voor dit in het Benelux Midden-Gebied (BMG)
lopende project werd indertijd geen cofinanciering door de
Vlaamse Overheid gevraagd.
5.2.4 Versterking RIS-werking in Limburg
Momenteel zijn er een 5-tal adviseurs vanuit het IWT ter
beschikking gesteld aan de GOM. Om echter te komen
tot een groter aantal dossiers vanuit Limburg is ook een
uitbreiding van het aantal RIS-adviseurs aangewezen.
De hoofddoelstelling van dit project is dan ook een
uitbreiding van het RIS-team in Limburg zodat betere
innovatieresultaten in de provincie kunnen behaald
worden. In het bijzonder dient het aandeel van kmo’s
in het KMO-Programma op een aanvaardbaar niveau
te worden gebracht. Als gevolg van deze pro-actieve
innovatiestimulering worden meerdere bedrijven aangezet
tot innovatie en aldus dient de concurrentiekracht van de
Limburgse economie versterkt.
De projectverantwoordelijke is de NV Industriebank LIOF,
samen met de volgende projectpartners: GOM Vlaams-
Brabant, GOM Antwerpen, GOM Limburg, Syntens
Eindhoven, Syntens Breda, Syntens Roermond en Interregio
Brabant-Limburg.
De Grensoverschrijdende Kennisvouchers zijn een
instrument voor het overdragen van kennis vanuit een
kennisinstelling naar de kmo’s. Concreet is een voucher
te vergelijken met een cheque, een bon, die recht geeft op
een aantal dagen gratis dienstverlening van één van de
kennisinstellingen. Hoofddoel hierbij is bedrijven concreet
aan te zetten tot innovatie en samenwerking met externe
kenniscentra. Het dient als een sensibiliseringsmiddel dat de
intermediair kan gebruiken om de gereserveerdheid van de
ondernemers ten aanzien van vernieuwing en samenwerking
06 74